123
26 juni 1958.
bepaald oordeel te komen.
Mevr. Van der Meulen kan het toch niet eens zijn met wat de heren
Kooijmans en van Wijk naar voren hebben gebracht. De overheid toch
heeft het recht om de ambtenaar of ambtenares, gehuwd of ongehuwd,
te ontslaan wanneer hij of zij niet voldoet aan de eisen die men redelijker-
wijze aan zijn of haar werk kan stellen. De heer van Wijk heeft nog aan-
gevoerd dat de gehuwde vrouw teveel hooi op haar vork kan nemen.
Spreekster gelooft dat man en vrouw dit zelf wel kunnen beoordelen en
indien het inderdaad zo mocht zijn daarvoor een oplossing zullen zoeken.
Een vrouw die opgeleid is voor een bepaald beroep zal ook psychisch
kunnen lijden indien zij na haar huwelijk verwezen wordt naar enkel
huishoudelijke werkzaamheden waarbij afgewacht moet worden of dit werk
haar volkomen zal liggen. Het is schrijnend wanneer in tijden van werk-
loosheid in een gezin, doordat man en vrouw werken, een dubbel inkomen
is terwijl een ander gezin geen inkomen buiten de steun zal hebben.
Spreekster wil daarmede in verband wijzen op het geval dat wanneer een
mannelijke ambtenaar een zeer rijke echtgenote trouwt in dat gezin ook
een zeer rijk inkomen zal zijn. Maar dan gaat men die ambtenaar toch
°°k niet ontslaan Men kan van te voren niet zeggen of een getrouwde
vrouw haaf werk ais ambtenares nog zal kunnen vervulien. Dat hangt
volkomen af van de mogelijkheid om te organiseren en met de man te
samen wegen te vinden om dit zo goed mogelijk te regelen. Op het argu-
ment dat een gehuwde ambtenares met 2 kinderen niet in gemeentedienst
zou kunnen blijven voert spreekster aan dat men rustig kan veronderstel-
len dat man en vrouw in dat geval zullen bepalen hoelang de vrouw dit
psysiek en psychisch zal kunnen opbrengen. Het conflict dat er zou be-
staan tussen de verzorging van haar gezin en haar werkzaamheden zal,
indien dit ontstaat, door man en vrouw zelf opgelost moeten worden.
Waarom moet de overheid dit uitmaken? Dit lijkt spreekster toch een
dirigisme dat volkomen overbodig is.
De heer Ir. Kooijmans zegt, dat mevr. van der Meulen gesproken heeft
°ver het ontslaan van iemand die minder goed voldoet, maar zij weet zelf
ook wel hoe moeilijk het is om iemand die in vaste overheidsdienst is, te
ontslaan. In dit geval moet daartoe alle medewerking soms ook van' de
betrokkene zelf gegeven worden. Het gaat thans hierom, dat de overheid
iemand die in geheel andere omstandigheden komt te verkeren, bijv. een
huwende vrouw, moet kunnen ontslaan omdat het kan zijn dat zij in haar
nieuwe staat haar werk niet meer goed kan vervullen Dit wil echter
niet zeggen dat zulks altijd het geval zai zijn. Er zijn gevallen waarin
het uitstekend gaat en dan kan de gehuwde vrouw inderdaad in dienst
blijven.
De heer Mr. Zeelenberg: Als het maar een bijbetrekking is.
De heer Ir. Kooijmans: Integendeel, de mogelijkheid bestaat dat bur-
gemeester en wethouders een huwende ambtenares in tijdelijke dienst
aanstellen.
De heer Mr. Zeelenberg: Een dergelijke bepaling kan als regel slechts
worden getroffen indien het betrokken ambt als een bijbetrekking kan
worden waargenomen.
De heer Ir. Kooijmans zegt, dat het altijd zo geweest is dat een ge-
huwde vrouw voor een volledige betrekking in tijdelijke dienst kan worden
aangesteld.
Mevr. van der Meulen heeft gezegd, dat iemand die met een rijke vrouw
trouwt, toch ook geld heeft. Spreker wil hierop echter antwoorden dat
het niet een kwestie is van geld verdienen maar van arbeid verrichten.
Dat is heel iets anders.
De heer Mr. Van Wijk, wethouder, heeft met groot genoegen vernomen