26 juni 1958. 128 het allergrootste gedeelte achter het voorstel van burgemeester en wethou- ders staat om de melkverstrekking stop te zetten. De heer Drs. Weijers is van mening dat er tussen melk en schoolmelk geen verschil is. De ouders hebben de vrijheid om al of niet melk aan hun kinderen te geven. Die vrijheid wil men aan de scholen echter niet geven, die worden verplicht om de melk uit te delen. Een kind heeft de vrijheid om de melk op school al of niet te nemen. Sprekers ervaring is dat talrijke ouders betalen voor melk die hun kinderen zogenaamd op school gebruiken terwijl de kinderen de melk niet wilien gebruiken. De taak om te zorgen dat de kinderen goed gevoed worden berust bij de ouders en niet bij het onderwijzend personeel. Men vergeet dat door de schoolmelkverstrekking aan de onderwijzers een taak wordt opgelegd die naast het geven van vruchtdragend onderwijs te zwaar is. In het begin zal de schoolmelkver- strekking wel goed geweest zijn, maar nu, door de overbezetting van de klassen, is het voor het onderwijzend personeel onmogelijk om daarop toe te zien enz. Spreker is het daarom volledig eens met het voorstel van bur- gemeester en wethouders. De heer Mr. Dr. van Bruggen zegt, dat de schoolmelkverstrekking in wezen een zaak is die niet van nature bij de school behoort. In de naoor- logse tijd heeft men deze maatregel genomen. Men moet echter concreet beoordelen hoe het met deze voorziening nu in 1958 in het algemeen staat. Zeker er zullen wel ondervoede kinderen zijn. S"preker heeft ook een me- disch rapport gelezen waarin stond dat de ondervoeding voor een belangrijk gedeelte ontstaat door de dwaze wijze waarop kinderen met allerlei lekkers worden volgestopt, zodat ze aan het gewone voedzame eten niet meer wil- len beginnen. Dit komt zelfs in behoorlijk gegoede gezinnen voor. In welke kringen van onderwijs men ook komt, de schoolmelkverstrekking be- schouwt men als een storend element in de gang van zaken. De school, die toch al met allerlei extra dingen is belast, moet men niet nog meer gaan belasten met een taak die normaal deel uitmaakt van de verzorging van het kind in het gezin. In aansluiting met hetgeen de heer Verhoeven heeft gezegd wil spreker nog opmerken, dat hij er van overtuigd is, dat alle schoolbesturen heus wel de sociale kant van dit probleem zullen hebben bekeken. Spreker staat volkomen achter de argumentatie van burge- meester en wethouders. Mevr. van der Meulen wenst aan de schoolbesturen het recht te laten om eigen beslissingen te nemen. Zij betreurt echter de genomen beslissing wel. De heer Verhoeven heeft gezegd dat de melkverstrekking aan kinde- ren een taak van de ouders is. Spreekster wijst er op, dat de hele opvoeding van het kind een taak van de ouders is. Oorspronkelijk onderwezen de ouders ook hun kinderen. Juist de bijzondere scholen ontlenen hun be- staansrecht aan het feit dat de school meer doet dan onderwijs geven al- leen. Tal van andere dingen spelen daarmede een rol en zeer zeker de ge- zondheid van het kind. Het is goed dat het kind na een lange werkperiode een moment van rust krijgt waarin een stimulans gegeven wordt om de prestaties weer te verhogen. Dit is door tal van inspecteurs van het onder- wijs, schoolartsen en onderwijzers geconstateerd. Spreekster vindt het niet juist om de zaak om te keren door te zeggen dat, nu de bijzondere scholen met de schoolmelkverstrekking zijn opgehouden, de ouders er blijkbaar niet veel prijs op stellen. De gemeenteraad kan zelfstandig beslissen of met de verstrekking van schoolmelk op de openbare scholen zal worden doorge- gaan. De oudercommissies hebben duidelijk te kennen gegeven dat zij ver- strekking van melk op school voorstaan. Het gebruik van melk op school is misschien een beetje teruggelopen. Men kan een zaak die men voorstaat stimuleren. Is men er geen voorstander van dan kan men een beetje af- remmen. Misschien vindt het teruglopen van het schoolmelkverbruik ook

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 19