26 juni 1958.
116
De heer Ir. Kooijmans heeft uit de toelichting van burgemeester en
wethouders begrepen, dat zij moeilijkheden voorzien bij de toepassing
van de werkclassificatie en de prestatiebeloning voor het gemeenteperso-
neel, zoals deze zijn neergelegd in het ministerieel schrijven. Spreker
meent dat het stelsel van prestatiebeloning bij particuliere patroons ge-
makkelijker zal werken dan bij de gemeente. Hij zal thans niet op de
merites van deze moderne loonberekening ingaan, omdat dit nu niet aan
de orde is, maar de moeilijkheden die zich hierbij voordoen kennende,
wenst spreker burgemeester en wethouders en vooral de wethouder van
personeelszaken wijsheid toe, opdat zij er in zullen slagen zulk een sys-
teem op te bouwen dat dit nu en in de toekomst zowel voor de gemeente
als voor het personeel bevredigend zal werken. Het college kan de zaak
nu nog omzeilen, maar eerstdaags zal het college er toch aan toekomen.
Spreker vindt deze 3% overgangstoeslag niet bepaald sympathiek, niet
omdat hij het personeel deze 3% niet gunt, maar omdat, wanneer deze
3% werkelijk in deze moderne loonbepaling wordt omgezet, er moeilijk-
heden zullen komen. Dit omzetten zal nl. gepaard gaan met een toeslag die
variabel is, waardoor het kan voorkomen dat bepaalde personeelsleden
daar nadeel van zullen kunnen ondervinden. In elk geval kan het voor
sommigen teleurstellend werken.
De heer Mr. Van Wijk, wethouder, zegt, dat het ook het college een
genoegen is dat zij althans kunnen beginnen met deze 3% overgangs-
toeslag toe te kennen. Ook burgemeester en wethouders zien wel dat
er in de toekomst bij de uitwerking van dit alles moeilijheden zullen
komen. Burgemeester en wethouders verwachten echter, dat het met die
moeilijkheden wel mee zal vallen in die zin, dat zeer velen in den lande
met hen er van overtuigd zijn dat wat men nu wil gaan invoeren voor
middelgrote- en kleine gemeenten eigenlijk wel ondoenlijk zal blijken
te zijn. Thans reeds bereiken burgemeester en wethouders verschillende
uitnodigingen tot het vormen van gemeenschappelijke bureaux. Burge-
meester en wethouders geloven dat in deze de soep niet zo heet zal worden
gegeten als zij wordt opgediend en persoonlijk verwacht spreker dat uit-
eindelijk deze 3% overgangstoeslag eenvoudig 3% loonsverhoging zal blij-
ven en dat alles wat daar tot op heden omheen geweven is, zal wegvallen.
AIs het anders is dan hoopt het college met vele anderen daarbuiten de
wijsheid op te brengen die de heer Kooijmans het heeft toegewenst.
Wat de opmerking van de heer Scheer betreft, zegt spreker, dat er in
de circulaire van de minister inderdaad 2 voorwaarden zijn genoemd, nl.
het nemen van een principe-besluit en het treffen van concrete-maatrége-
len ter uitvoering van dat principe-besluit. Nu kunnen wij wel zeggen dat
wij besluiten over te gaan tot het nemen van concrete maatregelen, maar
niemand van ons weet welke maatregelen dat op dit moment zouden moe-
ten zijn. Spreker gelooft zelfs dat het hoogst voorbarig zou zijn nu reeds
tot welke maatregel dan ook te besluiten, want achteraf zal blijken
dat hij overbodig is of dat het toch weer anders gaat dan burgemeester
en wethouders krachtens de circulaire gedacht hebben. Voorts wijst spre-
ker er op, dat in de 5e alinea van het voorstel wordt gezegd: ,,Wanneer
deze voorzieningen vôôr 1 januari 1959 worden getroffen zal bij de minis-
ter geen overwegend bezwaar bestaan tegen 1 april 1958 als datum van
ingang voor de overgangstoeslag van 3%." Dat betekent dus, dat, als nu
een principe-besluit wordt genomen er vanaf heden tot 1 januari 1959 de
tijd bestaat om de volgende stap te nemen, zijnde het nemen van con-
crete maatregelen. Hadden burgemeester en wethouders in het ontwerp-
besluit opgenomen dat zij tot het nemen van concrete maatregelen zouden
overgaan, dan had de heer Scheer ongetwijfeld gevraagd eens zo'n con-
crete maatregel te noemen en dan had spreker moeten antwoorden dat
hij er geen weet. Hij weet slechts deze concrete maatregel, dat burge-