21 augustus 1958. 176 derineen en de commissievergaderingen heb bijgewoond. Ik hoop dat het U gegeven moge zijn Meneer de Voorzitter en heren wethouders, om nog veel voor onze mooie gemeente te doen." (applaus). De heer van Bruggen zegt: Er zijn hier vele vriendelijke woorden gesproken aan het adres van ve- len die weggaan. Het is mij een behoefte daar dank voor te zeggen Het is onder merkwaardige omstandigheden dat ik in 1949 in deze raad zittmg nam. Reeds in 1934 bereikte mij het verzoek om mij kandidaat te laten stellen voor het raadslidmaatschap. Dit verzoek werd in de loop der jaren enige malen herhaald. Steeds meende ik echter aan dit verzoek met te moeten voldoen waarbij ik mij beriep op mijn werkzaamheden m Amster- dam Toen in 1949 de heer Jhr. van de Poll vertrok en de mogelJ.jkheid be- stond om met de A.R. en de C.H. een Protestants-Christelijke groep te vor- men, heb ik gemeend dat verzoek niet meer te mogen weigeren. Ik ben nog altijd dankbaar dat ik dit gedaan heb. De moeilijkheden die îk m verband met mijn werk vreesde vielen gelukkig mee. De commissievergadermgen werden 's avonds gehouden en de eenmalige vergadering in de maand van de raad is mij nooit een extra belasting geweest. Daar kwam nog bq, dat het door de vorming van één groep, mogelijk werd dat geen rest-zetel Kiser naâr de communistische partij ging. Dit is wel het argument geweest dat bij mij de doorslag heeft gegeven om een kandidatuur te aanvaarden. Ik zal niet, zoals de heer Zeelenberg en mevr. van Nispen gedaan heb- ben hier nog eens gaan uiteenzetten wanrom men een bepaald pohtiek beginsel aanhangt van die partij, die ten tijde van Groen van Pnnsterer terecht heette de anti-revolutionaire of christelijk-historische nchting. Ik ben blij dat ik de Groeniaanse idealen in deze raad yerwezenlijkt heb. Dit is ook de grondtoon van ons volksleven. Wanneer wij in de vertegenwoor- digende colleges vanuit deze beginselen de totaliteit zien, dan beseffen wij dat samenwerking waar dit maar enigszins mogelijk is, noodzakelijk îs. Dat is in deze raad volkomen realiseerbaar geweest. Ik heb een franse overgrootmoeder gehad en ik heb misschien nog îets van dat franse bloed in mij. Dat verleidt me nog wel eens een keer tot het gebruik van een bon mot. Misschien heb ik met die bon mots wel eens een keer iets gezegd wat iemand niet zo vriendelijk heeft aangedaan. Weest overtuigd, dat ik nooit heb willen kwetsen. Als ik wegga is dat mede uit plichtsbesef. Men moet ook op politiek gebied niet te veel functies in één persoon brengen. Mijn taak in de Eerste Kamer met het betrekkelijk kleine aantal fractieleden van mijn partrj en met een groot aantal onderwerpen waar ik mijn gedachten over moet laten gaan, kost mij zeer veel tijd. Ik heb daarom gemeend mijn taak als raads- lid te moeten opgeven, temeer omdat ik van oordeel ben dat men moet zorgen dat in de politieke groep ook wat jonge mensen een kans krijgen en opdat regelmatig verversing plaats vindt. Politieke groepen worden wel eens politieke synodes in de oude zin. Wanneer men n.l. kandidaat was voor de oude synode van de Hervormde kerk dan duurde het verschrikkelijk lang voor men er in kwam maar zat men er eenmaal in dan kwam men er niet gauw meer uit. Dat heb ik altijd een verkeerde situatie gevonden. Daarom heb ik gezegd, er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. Elk afscheid is een klein beetje sterven. Ik ga dus enxgermate met wee- moed weg maar met dankbare herinneringen aan zoveel goede dingen die ik hier heb beleefd. „Want de goede dingen die wij weten zullen wij m eeuwigheid niet meer vergeten." (applaus). De heer Verspoor zegt: Ik wil mijn dank uitspreken voor de buitengewoon prettige samenwer- king die er altijd geweest is, zowel met U Meneer de Voorzitter als met het college evenals met de andere leden van de raad. Zoals een van de vonge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 19