126
2e afd.
25 september 1958
WIJZIGING GAS-, DUINWATER- EN
ELEKTRICITEITSVERORDENING.
Aan de Raad,
Volgens het vierde lid van artikel 4 der Gas-, Duinwater- en Elektrici-
teitsverordening dienen de watermeterputten in de voortuinen der wo-
ningen op een afstand van 0.50 meter van de openbare weg c.q. zo dicht
mogelijk bij die weg te worden aangebracht.
Dit dwingend voorschrift blijkt bezwaren te gaan opleveren nu hoe
langer hoe meer bij de bouw van woningen wordt overgegaan tot het aan-
brengen van gemeenschappelijke open voortuinen (groenstroken). De put-
ten vormen dan in het straatbeeld een storend element. Zij hebben boven-
dien geen enkele bescherming, waardoor het vaak gebeurt, dat de put-
deksels door de jeugd als springplaatsen worden gebruikt. Beschadiging en
in sommige gevallen zelfs vernieling is dan ook niet uitgebleven.
Wij achten deze bezwaren zo ernstig, dat wij een wijziging van boven-
genoemde verordening, waardoor het aanbrengen van meterputten bin-
nenshuis mogelijk wordt gemaakt, wenselijk achten. Uiteraard zullen door
een aanvrager, aan wie een dergelijke afwijking van de te dezer zake be-
staande bepaling wordt toegestaan, de hieruit voor het duinwaterbedrijf
voortvloeiende extra-kosten aan dat bedrijf dienen te worden vergoed.
Tevens zullen daarbij voor rekening van aanvrager behoren te komen
de kosten van eventuele voorzieningen ter beveiliging tegen stukvriezen der
leiding, voor zover deze op eigen grond is gelegen. Een voordeel achten
wij het, dat de, thans nog meer dan eens voorkomende bevriezing van
watermeter en stopkraan, wanneer deze binnenshuis zijn gelegen, prak-
tisch tot het verleden zal behoren.
Wij stellen uw College voor, om, indien het zich met onze hiervoren
gegeven zienswijze te deze kan verenigen, daarvan te doen blijken door
vaststelling van nevengaand ontwerp-besluit.
Heemstede, 18 september 1958.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
T. M. Schelling.