200
25 september 1958.
daad een zaak, ondanks het feit, dat het agendapunt benoeming leden
van een commissie aangeeft. Om de personen gaat het eigenlijk helemaal
niet. Tegen hen persoonlijk bestaat geen enkel bezwaar en hun taak
hebben zij zeker zodanig verricht dat wat dat betreft een herbenoeming
niets in de weg staat. De zaak waar het echter om gaat is dat de commissie
van advies terzake van het verlenen van woonvergunning, volgens de
bestaande plannen, wederom zal komen te bestaan uit dezelfde leden als
de thans te benoemen ieden van de vorderingscommissie. De wijze waarop
woningen gevorderd worden is natuurlijk uiterst belangrijk en precair.
Belangrijk omdat het een van de ernstigste, gezien de woningnood strikt
noodzakelijke, inbreuken is op het eigendomsrecht en het gebruiksrecht
van de burger. Precair, omdat men algemeen aanneemt, dat degene tegen
wie de vordering gericht wordt, een vrij geringe bescherming geniet. Dat
ontmoet wel enige bezwaren. Spreker wijst in dit verband op het pre-
advies van de Ned. Juristenvereniging van 1947, waar prof. Okma schrijft,
dat de burger bij de toepassing van de woonruimtewet onvoldoende be-
schermd wordt en op het boek „De Woonruimtewet 1947" van de heer
Stellinga, die het betreurt dat hier de administratieve rechter niet is
ingeschakeld. De enige en belangrijkste bescherming van de burger ligt
in de aanwezigheid van de vorderingscommissie. De vorderingssommissie
kan de weg openen naar administratief beroep en heeft uit dien hoofde een
eigen verantwoordelijkheid en eigen beslissingsmacht. Dit alles, spreker
wil het graag duidelijk voorop stellen, is geheel anders bij de advies-
commissie die burgemeester en wethouders adviseert bij de woningtoe-
wijzing. De vorderingscommissie heeft een aparte taak naast burgemeester
en wethouders. Zij heeft een eigen verantwoordelijkheid, want wanneer
een of meer leden tegen de voorgestelde vordering stemt is er beroep op
gedeputeerde staten mogelijk. Het feit dat vrijwel steeds eenstemmig
wordt beslist doet daaraan niet af, want de enkele omstandigheid dat bij
één stem tegen beroep openstaat, doet de vordering zuiver beoordeeld
worden en brengt mee dat de zaak heel voorzichtig wordt bekeken. Er is
ook een aparte procesgang voorgeschreven. Degene tegen wie het gaat
moet worden gehoord en hij heeft bepaalde rechten toegewezen gekregen.
Dit alles is geheel anders bij de adviescommissie. Het is naar sprekers
mening uiterst bezwaarlijk dat de werkzaamheden van beide commissies
door elkaar worden gehaald en dat in dezelfde vergadering, door dezelfde
commissieleden, in dezelfde sfeer, deze twee volkomen verschillende taken
worden verricht. Het is voor ieder mens, hoe goed ook, ondoenlijk om tijdig
om te schakelen van de werkzaamheid in de ene commissie naar de werk-
zaamheid in de andere commissie. Slechts de naam ,,adviescommissie" is
gemeen, maar de taak is volkomen verschillend.
Maar er is meer. De adviescommissie voor de woonruimteverdeling heeft
reeds geadviseerd en als zij daarna als vorderingscommissie weer moet
oordelen dan heeft zij dus haar oordeel al gevormd. Dit maakt de gelijke
samenstelling van de commissies tot een verkeerde zaak.
Spreker wil niet de vergelijking trekken met een eerste instantie- en
een hoger beroep-college, want daar ligt de zaak misschien iets anders,
maar hij wil wel wijzen op het gebruik bij onteigening. De onteigeningen
die toch ook gaan tegen een burger aan wie enig eigendomsrecht wordt
ontnomen. Wanneer een publiekrechtelijk lichaam wil onteigenen, is het
veelal gebruik, dat door dat orgaan advies wordt gevraagd aan des-
kundigen, die een schadeloosstelling becijferen welke wordt aangeboden
aan degene die onteigend wordt. Wanneer dat niet tot resultaat heeft
dat er een minnelijke overdracht tot stand komt, dan volgt er onteigening
en dan moet de rechtbank deskundigen aanwijzen die moeten oordelen
over de grootte van de schadeloossteiling. Wanneer het voorkomt en
het komt nogal eens voor, omdat er weinig deskundigen in deze volkomen
deskundig zijn dat dezelfde deskundigen worden aangewezen, die reeds