25 september 1958. 205 zakelijk gehouden zien en er geen moeilijkheid over de procedure tussen willen voegen. Hij is er van overtuigd, dat, wanneer de motie zou worden aangenomen, wel in onderling overleg tussen het college en de raad op de kortst mogelijke termijn een andere commissie zal kunnen worden be- noemd. Burgemeester en wethouders kennen de medewerking van de raad in deze samenstelling nog niet, maar die zou hen dan verbazen. De heer Zegvvaart wil er op attenderen, dat bij voorgaande behande- lingen van deze materie aan burgemeester en wethouders is gevraagd om haar in de augustusvergadering in plaats van in de septembervergadering aan de orde te stellen. Daarmede wordt voorkomen dat men in een situatie als nu dreigt te ontstaan, in tijdnood komt. De Voorzitter zegt dat dit jaar met de wens van de raad geen rekening kon worden gehouden omdat burgemeester en wethouders van mening waren dat deze benoeming aan de nieuwe raad moest worden overgelaten. De heer Ir. Kooijmans wijst er op, dat de redactie van de ingediende motie eigenlijk verkeerd is. De raad heeft nl. niet te maken met de com- missie van advies voor woningtoewijzing, maar met de commissie van advies voor woningvordering. De nu weer voorgedragen personen heeft de raad benoemd in de commissie voor woningvordering en niet in de adviescommissie voor woningtoewijzing. De raad kan hoogstens burge- meester en wethouders verzoeken om de te benoemen vorderingscommissie niet te gebruiken als commissie van advies voor woningtoewîjzing. Maar zelfs als deze motie aangenomen wordt, kunnen burgemeester en wethou- ders toch doen wat zij willen. De Voorzitter benadrukt nog eens dat het in het voornemen van de meerderheid van het college ligt, om de thans voorgestelde leden van de vorderingscommissie ook te benoemen in hun adviescommissie. Wil men deze dubbele functie niet, dan zal men anderen moeten kiezen. Spreker brengt vervolgens de volgende motie in stemming: „De raad van de gemeente Heemstede, In aanmerking nemende, dat het wenselijk is in den vervolge de functies in de commissie, bedoeld in artikel 8 der woonruimtewet 1947, niet meer te doen vervullen door dezelfde personen, die deel uitmaken van de com- missie van advies betreffende het verlenen van vergunning tot het in ge- bruik nemen van woongelegenheid. verzoekt burg.emeester en wethouders een nieuwe voordracht te doen voor benoeming van leden in de eerstgenoemde commissie, bij welke voor- dracht rekening is gehouden met de hiervoor omschreven wenselijkheid. w.g. J. W. Rutgers, O. A. Brink, M. D. Scheer, G. M. Schuitenmaker, E. M. A. Vriesendorp-de Clercq." Hierna stelt de Voorzitter de benoeming van de leden ex artikel 8 der woonruimtewet 1947 aan de orde. Hij verzoekt de heren van der Linden en Verkouw met hem het bureau van stemopneming te vormen. De motie wordt verworpen met 712 stemmen. Vöôr de motie stemden mevr. Vriesendorp-de Clercq en de heren Rut- j gers, Brink, Scheer, Schuitejjpaker, van Houten en Corver. Uit de gehouden stemming blijkt, dat mevr. M. van der Meulen-Houwer met 10 stemmen, en de heren N. J. van der Linden met 11 stemmen, J. Schippers met 11 stemmen, A. J. J. Verspoor met 11 stemmen en J. A. A. M. van der Weiden met 10 stemmen zijn benoemd tot leden van de com- missie bedoeld in art. 8 der woonruimtewet 1947, met ingang van 1 oktober 1958. 1 Stem werd uitgebracht op de heer M. van Ravestein terwijl 8 stem- men van onwaarde waren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 17