218
30 oktober 1958.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
V. le WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING
VAN RECHTEN WEGENS HET GEBRUIK DER
ALGEMENE BEGRAAFPLAATS.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
132. le Wijziging van de verordening op de heffing en invordering
van rechten wegens het gebruik der algemene begraafplaats
van de gemeente Heemstede.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor de financiën zich hier-
mede kan verenigen.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
VI, le WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP HET BEGRAVEN
OP DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
133. le Wijziging der verordening op het begraven op de
algemene begraafplaats.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
VII. KREDIET VOOR
AANKOOP VERPLAATSBARE MUZIEKTENT.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
134. Aankoop verplaatsbare muziektent.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie van openbare werken zich
hiermede kan verenigen.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
VIII. HEFFING STRAATBELASTING.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
135. Heffing straatbelasting.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor de financiën zich hier-
mede kan verenigen.
De heer Verkouw zegt, dat burgemeester en wethouders in hun toe-
lichting opmerken, dat zij het evenmin gewenst achten om het huidige
tarief van de belasting, zijnde 4 °/0 van de belastbare opbrengst aan-
gegeven in de kadastrale legger, te wijzigen. Het lijkt spreker haast niet
denkbaar, dat burgemeester en wethouders dit standpunt hebben los-
gemaakt van de begrotingspositie voor 1959. Maar als deze veronderstelling
juist is, dan wekt het ingenomen standpunt van het college op zichzelf
toch weer bevreemding. In de nota van aanbieding van de begroting 1959
toch drukken burgemeester en wethouders hun verontrusting uit over de
stijgende tendens van de jaarlijkse tekorten en evenzeer over de slinkende
reserves waaruit die tekorten moeten worden gedekt. En nu zou men, in
dit licht bezien zeggen, waarom burgemeester en wethouders dan niet