220 30 oktober 1958. worden verhoogd, stellen zij voor om deze verordening zonder meer op- nieuw vast te stellen. Het komt Ir. Tinbergen voor, dat de narigheid eigenlijk ontstaan is door- dat burgemeester en wethouders in de toelichting beklemtoond hebben, dat zij het niet gewenst achten om het percentage van 4 te wijzigen,' terwijl dat percentage toch ook in artikel 7 wordt genoemd. Evenals de heer Verkouw heeft spreker hieruit begrepen, dat men hiermede enigermate vooruitloopt op wat in de toekomst moet gebeuren. De heer Verhoeven heeft daar bezwaar tegen aangetekend, maar in zijn betoog heeft hij gesproken over een algemene toeneming van de belastingen en hij heeft dus eigenlijk het begrotingsbeleid daarbij betrokken. De heer Verkouw meent, dat het gesprokene door de heren Verhoeven en Pliester eigenlijk een ondersteuning is van zijn standpunt. Zoals de heer Tinbergen ook al opmerkte is men ongemerkt in de begrotings- debatten terecht gekomen doordat men spreekt over de verhoging van de belasting. Spreker heeft toch niet gezegd dat het persé een verhoging moet zijn. Hij zou zich zelfs kunnen voorstellen, dat men zodanige be- zuinigingen weet aan te geven, dat men geneigd is voor te stellen om de belasting te verlagen. Het formele, zoals de heer Pliester het noemt, wordt in de ambtelijke wereld zeker niet ernstig genomen. AIs bij de 'behan- deling van de begroting het percentage van de straatbelasting 3, 4 of 5 zal worden, mag z.i. toch op een gunstig advies van gedeputeerdé staten en op goedkeuring door de Kroon worden gerekend. Dit komt in de praktijk dikwijls voor. Spreker behoeft niet te vertellen hoeveel gemeente- besturen veel te laat zijn met het inzenden van dergelijke verordeningen, om maar niet te spreken over gemeente-begrotingen die pas in maart', api il of mei bij gedeputeerde staten ter tafel komen. Men mag van spreker niet verwachten, dat hij dit goed gaat praten, maar het is ook niet van doorslaggevende betekenis. Spreker persisteert bij het ingediende voor- stel om de behandeling van deze verordening op te schorten tot de a s begrotingsvergadering, temeer omdat in vrijwel alle gemeenten dit spel op deze wijze wordt gespeeld. Wethouder Corver zegt, dat bij de bespreking van dit punt in de commissie voor de financiën van bepaalde zijde de mogelijkheid is ge- opperd de behandeling van dit punt te verschuiven naar de behandeling van de begroting. Er is toen duidelijk gezegd, dat het vaststellen van deze verordening eigenlijk een routine-kwestie is. De verordening loopt op 1 januari 1959 af en er moet dus tijdig gezorgd worden dat er een nieuwe verordening komt. Nadrukkelijk is gezegd, dat de mogelijkheid blijft be- staan om bij de behandeling van de begroting het tarief van de straat- belasting nader te bespreken. Er behoeft dus geen enkele vrees te bestaan dat men op dit punt niet aan zijn trek zou komen. Nu men er toch in deze zitting al over gesproken heeft, zou er nog wel een argument zijn aan te voeren om het percentage in ieder geval niet te verhogen. Van- avond toch heeft in de dagbladen een bericht gestaan, dat de minister van binnenlandse zaken zich voorstelt nog dit jaar of althans vroeg in het volgende jaar met zijn voorstellen te komen inzake de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten. Dit zou op het percentage van de straatbelasting een nieuw licht kunnen werpen. Het zou best kunnen zijn, en spreker heeft daar vertrouwen in, dat er voor Heemstede een regeling tot stand komt die gunstig is, zodat wellicht een verlaging van de straatbelasting, „zoals de heer Verkouw graag wil," tot stand zal kunnen worden gebracht. Spreker acht het beter het voorstel van burge- meester en wethouders zonder meer aan te nemen en zich bij de begrotings- behandeling te verdiepen in het percentage van de straatbelasting. Ir. Tinbergen zou eigenlijk willen voorstellen het zinnetje in het voor-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 12