V
BEGKOTINGEN 1959.
Aan de Raad,
Wij bieden Uw College hierbij ter vaststelling aan de ontwerp-begroting
van inKomsten en uitgaven der gemeente voor het dienstjaar 1959 met
de daarbij behorendt ontwerp-begrotingen voor de bedrijven en diensten.
Helaas vertoont deze begroting andermaal een stijging van het tekort
vergeleken bij het vorig dienstjaar. Vorig jaar vertoonde de primitieve be-
groting, toen zij Uw College werd aangeboden, een tekort van 315.000,
hetgeen bij haar vaststelling was opgelopen tot 344.100,
Thans blijkt het nodig een bedrag van f 397.000,— voor dekking van het
nadelig saldo aan de saldi-reserve te onttrekken en dit ondanks het feit,
dat wij zoveel mogelijk naar verantwoorde bezuinigingen hebben gestreefd
zonder daarbij evenwel het verzorgingspeil aan te tasten. De stijging van
het tekort is overigens zeer wel te verklaren.
Alleen de laatste bescheiden salarisverbeteringen voor het gemeenteper-
soneel met ingang van 1 april 1958, zoals deze, op het voetspoor van het-
geen voor het rijkspersoneel was gedaan, bij Uw besluiten van 26 juni j.l.
no.'s 76 en 77 werden geëffectueerd, betekenden voor de gemeente een
extra-uitgave van f 51.000,per jaar.
Als compensatie hiervoor werd een procentuele verhoging der algemene
uitkering uit het gemeentefonds tot een bedrag van rond /11.000,toe-
gekend, zodat 40.000,ten laste der gemeente blijft. Dat de verhoging
der uitkeringen uit het gemeentefonds geen gelijke tred houdt met het
accres der uitgaven is trouwens, althans voor onze gemeente, geen onbe-
kend verschijnsel.
Nu de gemeente voor de vermeerdering van haar inkomsten goeddeels
is aangewezen op de uitkeringen uit het gemeentefonds en rechtstreekse
bijdragen uit 's Rijks kas behoeft het wel geen betoog, dat de begrotings-
tekorten een steeds stijgende tendens vertonen. De beperkte mogelijkheden,
welke de gemeente nog heeft om haar inkomsten uit eigen heffingen op
te voeren, maakt het niet mogelijk aan deze stijging het hoofd te bieden.
Een andere factor, welke de begroting voor 1959 in ongunstige zin be-
invloedt, is de hogere rentelast als gevoig van het aangaan van verschil-
lende geldleningen tot grote bedragen en tegen een hoog rentepercentage,
in het bijzonder de woningbouwleningen. Weliswaar liep de vlottende schuld
daardoor in belangrijke mate terug en dus ook de daarover te betalen
rente, maar anderzijds nam de rentelast voor de vaste geldleningen met
een zodanig bedrag toe, dat uiteindelijk een netto-bedrag van rond
65.000,meer aan rente in de begroting voor 1959 moest worden ge-
raamd.
De eerdergenoemde bedragen van 40.000,en 65.000,belopen te-
zamen dus al meer dan het verschil tussen het op de begrotingen voor
1958 en 1959 geraamde tekort.
De Minister van Binnenlandse Zaken c.a. deelde bij brief van 7 dezer
mede, dat voorshands de percentages der uitkeringen uit het gemeente-
fonds niet zullen afwijken van de laatstelijk voor 1958 bepaalde, omdat de
te verwachten inkomsten van het fonds, dat zelf weder gevoed wordt met
een bepaald aandeel van de opbrengst der rijksbelastingen, een stijging
van het peil der uitkeringen niet toelaten.
Overigens heerst er met betrekking tot de regeling der financiële ver-
houding tussen het rijk en de gemeenten voor de tijd na 1 januari 1959
2e Afd.