141
4e Afd.
27 november 1958.
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOLKSKREDIETBANK
VAN HAARLEM EN OMLIGGENDE GEMEENTEN
Aan de Raad,
Sedert Uw besluit van 27 maart 1958, no. 50 tot beëindiging van de ge-
meenschappelijke regeling betreffende de Volkskredietbank voor Haarlem
en omliggende gemeenten, hebben wij ons herhaaldeiijk verstaan met het
gemeentebestuur van Haarlem omtrent de maatregelen, die genomen be-
horen te worden ter tegemoetkoming aan de bezwaren, welke de motieven
vormden voor ons voorstel aan Uw Raad d.d. 19 maart 1958, om tot be-
eindiging van die regeling over te gaan.
Uit een gezamelijke bespreking met de vertegenwoordigers der gemeen-
ten, welke deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling, is ons gebleken,
dat het gemeentebestuur van Haarlem bereids enige voorzieningen heeft
getroffen en dat de Raad van Bestuur van de bank zich beraadt op maat-
regelen ten einde het sociale doel van de bank ten volle tot zijn recht te
doen komen, zonder dat de exploitatierekening daardoor meer dan verant-
woord zou zijn, ongunstig zal worden beïnvloed.
Aan het bezwaar, dat het werkkapitaal van de bank tot dusver te duur
was, wil het gemeentebestuur van Haarlem tegemoet komen door een
bedrag van b.v. f 1.000.000,als vaste lening ter beschikking van de
bank te stellen tegen een rentevergoeding van 4 ',4 welk percentage, in
overleg met het bestuur van de bank, alleen dan zal worden veranderd,
indien belangrijke wijzigingen op de kapitaalmarkt daartoe aanleiding
geven. Het bedrag dat daarboven als werkkapitaal nodig zal zijn, zal in
rekening-courant verstrekt worden tegen een rentevergoeding, gelijk aan
die, welke dë Bank van Nederlandsche Gemeenten in rekening brengt
voor gelden in rekening-courant.
Om deze veranderde kapitaalvoorziening te kunnen volvoeren, is het
nodig, dat artikel 11 van de regeling gewijzigd wordt. Aangezien inmiddels
bekend geworden is, dat de gemeente Velsen haar deelneming aan de
gemeenschappelijke regeling definitief beëindigt, is de moeilijkheid ge-
rezen, dat niet voldoende overzien kan worden, welke financiële gevolgen
het uittreden van Velsen voor de overige deelnemende gemeenten met zich
medebrengt. Indien Uw Raad zonder meer zou besluiten, het besluit van
27 maart 1958, no. 50, tot beëindiging der regeling in te trekken, zou de
gemeente zich automatisch voor een tijdvak van vijf jaren verbinden. Dat
komt ons, onder de gegeven onzekere omstandigheden, niet raadzaam voor.
Burgemeester en wethouders van Haarlem hebben, nadat dit punt in
de vergadering van de Raad van Bestuur ter sprake was gebracht, deze
moeilijkheid onderkend en zijn met het oog daarop bereid te bevorderen,
dat artikel 18 der regeling in dier voege wordt gewijzigd, dat daarin wordt
vastgelegd, dat de regeling voorshands wordt voortgezet tot en met 31
december 1960, waama zij telkens geacht wordt stilzwijgend te zijn ver-
lengd voor de duur van vijf jaren. De deelnemende gemeenten krijgen
daardoor de gelegenheid hun houding opnieuw te bepalen, wanneer de
resultaten van de exploitatie van de bank in haar nieuwe samenstelling
beoordeeld kan worden.
Aangezien wij van oordeel zijn, dat, met inachtneming van het voren-
staande, met de instandhouding van de Volkskredietbank een gemeente-
belang gediend wordt, stellen wij U voor, door bekrachtiging van bijge-
voegd ontwerp-besluit, Uw besluit van 27 maart 1958, no. 50, tot opzeg-
ging van de deelneming aan de gemeenschappelijke regeling in te trekken
en deze regeling te wijzigen zoals in dat ontwerp-besluit is aangegeven.