27 november 1958. Mr. Kutgers zegt, dat, wanneer er inderdaad een sociaal belang bij de Volkskredietbank betrokken is, zijn fractie er nooit voor zal stemmen om de gemeenschappelijke regeling op te zeggen. Zijn fractie zou echter graag voliedig worden ingelicht in hoever hier een groot sociaal belang voor onze gemeentenaren aanwezig is. Zij zou dan ook gaarne zien dat door burgemeester en wethouders een diepgaand onderzoek werd ingesteld niet alleen naar het rentepercentage dat de mensen betalen of wat de onkosten van de bank zijn, maar ook in hoeverre de mensen met die kre- dieten werkeiijk geholpen zijn geweest en dus sociaal werk wordt verricht. Men kan nl. ook onsociaal werken door de mensen geld te lenen. Voorts vraagt spreker of burgemeester en wethouders zich bereid willen ver- klaren de raad op een bepaalde termijn over deze kwestie voor te lichten. Mr. Pliester merkt op, dat deze vraag ook in de commissie voor sociale zaken is gesteld. Zonder meer is dat natuuriijk heel moeilijk vast te stellen. Het verwondert spreker echter dat de heer Rutgers deze vraag stelt, want wanneer men het vak van advocaat uitoefent komt men herhaalde maien gevallen tegen van mensen die door deze bank worden geholpen. Zo heeft spreker in zijn praktijk twee gevallen gezien van mensen die een tljdelijke overbrugging nodig hadden van een paar duizend guiden en die zij nooit bij een bank zouden hebben kunnen krijgen. In het ene geval werd een lening verstrekt waarbij een borg optrad en in het andere geval met mpandgeving van een vrij behooriijke inboedel. Uit zulke gevallen meent spreker te mogen concluderen dat er een sociale behoefte aan deze bank bestaat. AIs men de statistieken nagaat, dan blijkt, dat het grotendeels allemaal gevallen zijn die bij een bank noch bij sociale zaken op hun plaats zijn. De omstandigheid dat de leningen vaak met kieine bedragen worden ver- strekt en afgelost brengt voor de Voikskredietbank veel werk mee waardoor haar onkosten vermoedelijk vrij hoog zijn. Mr. Rutgers wil juist niet afgaan op eigen praktijkgevallen maar liever op een rapport van burgemeester en wethouders over het gehele terrein. Wethouder Corver is er van overtuigd dat bij deze zaak een sociaal belang betrokken is. Hij gelooft dat dit facet van de materie beter be- licht kan worden door de wethouder van sociale zaken. Over het financiële gedeelte kan hij weinig licht laten schijnen omdat hij tot nu toe weinig met de Volkskredietbank te maken heeft gehad. Spreker kan er voor gevoeien om de termijn waarbinnen de resultaten van de exploitatie van de bank in haar nieuwe samenstelling beoordeeld kunnen worden, te verlengen. Het is thans inderdaad zo, dat, wanneer de gang van zaken bij de Volkskredietbank niet zou zijn zoals men die graag zou zien, de gemeenschappelijke regeling reeds per 1 april 1960 moet worden opgezegd. Na 1959 blijven er dus slechts 3 maanden over om te beoordelen of de algemene gang van zaken bevredigend is. Het is de vraag of in 3 maanden dit alles aan de hand van de jaarrekening kan worden nagegaan. Indien hierover ook aan de gemeenteraad een rapport moet worden voorgelegd, dan is de tijd van 3 maanden wel bijzonder be- perkt. Het komt spreker daarom niet ondienstig voor om de gestelde termijn uit te breiden tot 3 jaar, zodat dus in ieder geval over 1959 en misschien over 1960 een indruk kan worden verkregen. Een ander punt is, of verlenging van deze termijn thans nog mogelijk is. De termijn van 2 jaar is voortgekomen uit een verzoek om de deel- nemende gemeenten voorlopig niet te lang te binden. Het is de vraag of men nu nog akkoord zal willen gaan met een termijn van 3 jaar. Daar zal nader overleg over moeten plaats hebben. Ook is het de vraag in hoe- verre de gemeenschappelijke regeling en de genoemde overgangstermijn van twee jaar in de raden van de deelnemende gemeenten al hun beslag hebben gekregen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 7