11 december 1958.
245
Ik ben iets minder enthousiast over de afwijzing van burgemeester en
wethouders van een rangschikking van kapitaalswerken op de urgentie-
lijst. Ik weet wel dat het te voren niet veel zin heeft uit te kiezen, terwijl
men pas later de keuze werkelijk krijgt. Maar ik zou zo graag gezamen-
lijk vaststellen wat wij nu het allerbelangrijkste vinden dat het eerst
moet gebeuren, om dan dit punt eens te pousseren. Wij kunnen ook in de
verhouding met het rijk iets pousseren en voortdurend zeggen dat wij dit
willen hebben en wie weet dat het ons dan wel eens gelukt en bovendien
i zijn we dan klaar als we de kans krijgen.
Tegenover het grote gevaar van de overheersing door Den Haag kunnen
wij het beste op daarvoor geëigende gebieden samenwerken met naburige
gemeenten. Ik vind het dan ook plezierig dat er op verschillende gebieden
samenwerking met naburige gemeenten is. Dit geldt m.i. ook voor het
onderwijs en ik kan het eens zijn met het antwoord van burgemeester en
wethouders inzake de stichting van een lyceum en nijverheidsscholen. Ik
meen, dat wij dat moeten bezien in het raam van samenwerking met andere
gemeenten.
Dit punt van mogelijke samenwerking zit mij ook in het hoofd voor het-
geen wij te doen hebben terzake van de werkclassificatie en de prestatie-
beloning. Ik acht dit een belangrijk punt. Wij kunnen dit niet afdoen met
dit als een noodzakelijk uitvloeisel te beschouwen van de 3 Ioonsverho-
ging, die destijds gegeven is, want als er hier een slechte regeling van de
prestatiebeloning komt, dan komt dat neer op de hoofden van het personeel
en hun gezinnen en dit mag in geen geval. Bovendien is een goede regeling
van de werkclassificatie en de prestatiebeloning van nut voor de gemeente,
omdat dit efficiënt werken kan bevorderen. Wij zullen dus een goede re-
geling moeten maken en in dit opzicht ben ik niet helemaal gerust met het
antwoord van burgemeester en wethouders op dit punt. Ik kom daarop mis-
schien zo straks nog terug, maar ik zou nu al aan burgemeester en wet-
houders willen vragen of ook op dit punt samenwerking met gemeenten
uit de omgeving niet mogelijk is. Ik denk daarbij vooral aan de beoordeling
ten aanzien van de prestatiebeloning. Dit is een moeilijke zaak en ik vraag
me af of dit alleen maar kan worden overgelaten aan een in Den Haag
zetelend lichaam.
Nu ik toch bij de ambtenaren ben aangeland, wil ik tot hen een woord
spreken. Ik zou mijn dankwoord graag willen differentiëren, evenals wel-
licht in de toekomst een prestatiebeloning van 1 tot 8 kan worden ge-
geven. Ik zou mijn dankwoord nog meer willen differentiëren, want er zijn
natuurlijk ambtenaren die bijzonder hard en met toewijding werken en
er zijn ook minder toegewijden. Het scheren over één kam is wel moeilijk.
Ik heb, toen ik hier 's avonds een vergadering had, gezien, dat het secre-
tariepersoneei nog laat zat over te werken. Ik weet uit het verslag van
burgemeester en wethouders dat de politie ook veel overwerk heeft. In het
dankwoord aan de gemeente-ambtenaren zon ik vooral aan hen die het bij-
zonder druk hebben gehad en die bijzonder toegewijd zijn geweest extra
lof willen toezwaaien.
Er zijn natuurlijk nog verschillende onderwerpen waarover de leden van
mijn fractie bij de behandeling der verschillende hoofdstukken het woord
willen voeren. Ik heb de woningbouw nog niet aangeroerd, dat komt straks.
Over de volksgezondheid en met name over de doorlichtingskwestie kunt U
van mevr. Vriesendorp het een en ander verwachten. Bij voorbaat kan ik U
zeggen dat de gehele fractie achter haar staat, wat zij ook moge zeggen.
Nu nog iets over de bejaardenzorg. Wij hebben met belangstelling en
waardering het antwoord van Uw College gelezen. Wij zouden alleen willen
vragen of burgemeester en wethouders hun visie kunnen geven in hoeverre
zij de huidige opvatting over bejaardencentra juist achten.
In deze gemeente, waar het onrecht nog steeds hoogtij viert (dit is mijn
,,ceterum censeo") zolang de adviescommissie en de vorderingscommissie