11 december 1958.
255
conclusie gekomen, dat we hier blijkbaar met een olifantsdracht te maken
hebben. Is Uw college niet met ons van mening, dat het nu toch wel een
beetje al te bar wordt Hoeveel jaren zijn wij hier nu al mee aan het dok-
teren? Als ik de vergelijking zou moeten doorzetten geloof ik te moeten
zeggen, dat deze olifantsdracht de walvisspuigaten uitloopt, als U begrijnt
wat ik bedoel.
Mijnheer de Voorzitter, er zijn nog een aantal punten over, die leden van
mijn fractie straks bij de besprekingen nog wel ter sprake zullen brengen,
maar ik wil toch niet eindigen, dan nadat ik mijn respect betuigd heb aan
de leider van de afdeling financiën en zijn medehelpers, die ons deze be-
groting, waaraan een ontzaglijk stuk werk vastzit, met opoffering van
eigen vrije tijd, weer intijds hebben voorgezet, met dank aan burge-
meester en wethouders voor hetgeen zij in de afgelopen periode aan initia-
tieven hebben ontplooid al blijven er nog vele desiderata, zoals met name
de onbevredigende situatie ten aanzien van het ons toe te delen bouw-
volume, die ofwel door anderen, ofwel mijn fractieleden en ikzelf in het
verleden zovele malen is besproken, dat een hernieuwde vraag vervelend
zou worden.
Met dank voorts aan de gemeenteambtenaren en de gemeentebeambten
voor de betoonde toewijding en voor het fraaie uiterlijk van onze goede
gemeente, waarin wij prettig wonen en ik wil ook niet eindigen met
mijn algemene beschouwingen omtrent deze begroting, waarin minder ge-
vaar schuilt dan zo op het eerste gezicht mag lijken, dan nadat ik een
wens heb uitgesproken, die ik kortelings in een propagandageschrift van
een organisatiebureau vond. God grant us the serenity to accept things
we cannot change, the courage to change the things we can; and the
wisdom to know the difference. (God geve ons de lankmoedigheid om din-
gen, die wij niet kunnen veranderen te aanvaarden, de moed om die din-
gen te veranderen die wij kunnen veranderen en de wijsheid om het ver-
schil tussen beide te kennen). Ik wens U en Uw college en onszelven dat
toe.
Mevr. van der Meulen zegt:
„Als men in de rij van sprekers als derde namens zijn fractie algemene
beschouwingen moet houden, dan zal veel van wat men gaat zeggen al door
voorgaande sprekers gezegd zijn. Waar in voorgaande jaren de fractielei-
der van de P. v. d. A. pas als vierde het woord werd verleend, stei ik het
op prijs dat de voorzitter aan mij de voorrang verleende, wellicht als „hon-
neur aux dames".
In de fractie van de P. v. d. A. hebben wij ons de vraag gesteld, of het
zin heeft in de begrotingsraad algemene beschouwingen te houden. En
zo ja, welke beperkingen de sprekers zich ons inziens daarbij moeten op-
leggen.
Wij kwamen tot de conclusie, dat het van waarde kan zijn, met hand-
having van de in Heemstede reeds gevormde traditie, iets te zeggen over
de achtergronden, die het beeld van de begroting hebben beïnvloed en in
deze algemene beschouwingen de visie te geven die de verschillende fracties
hebben op het te voeren gemeentebeleid, zodat eens per jaar de grote lijnen
worden getrokken, we het kleine werk toetsen aan het nationale beleid en
aan grote beginselen, de kaarten op tafel leggen, van elkaar weten waar
we aan toe zijn, waarin we kunnen samenwerken en waar de verschillen
liggen.
Nu ik de beschouwingen van de heer Verhoeven heb beluisterd, geloof
ik, dat het juist is, dat, zoals ik reeds gezegd heb, de raad zich bij de alge-
mene beschouwingen moet beperken tot de eigenlijke gemeentezaken en
daarbij op internationaal of nationaal terrein alleen die zaken aan te voe-
ren, die daar rechtstreeks invloed op kunnen hebben.
AIs ik de heer Verhoeven zijn mening over de P. v. d. A. en haar begin-