11 december 1958.
267
zeer nodig zijn voor de nodige voorraadsaanvulling, investeringen in de
civiele sector, consolidatie van overheidsschuld, en dergelijke, in het ko-
mende jaar. Binnen het kader van het mogelijke zal onze gemeente dus
voorlopig gebonden zijn aan een vechten om een eerlijke verdeiing van
middelen te onzen behoeven door het Rijk, van de koek die er is en die
niet groter zal worden.
Ik acht het een gelukkig feit, dat onze kort lopende schuld in verhouding
met die van andere gemeenten niet te groot is, en ik hoop, dat het zo zal
blijven. Dat houdt de mogelijkheid in zich, dat, wanneer er inderdaad meer
dringende wenselijkheid komt tot het doen van kapitaalsuitgaven, er in
ieder geval een armslag is voor financiering.
Voor de eerste maal maakte ik een behandeling van de begroting in af-
delingen mede. Het meerdere werk wordt m.i. beloond door de meer ge-
degen antwoorden op onze vragen van het college van burgemeester én
wethouders en doordat ieder er meer in betrokken wordt.
Wat daarbij ter sprake is gekomen lijkt mij beter verder te behandelen
bij de verschillende begrotingshoofdstukken, ook al zijn het meer alge-
mene punten, zoals van volksgezondheid, onderwijs en dergelijke. Ook
al zijn hier reeds enkele in de algemene beschouwingen door anderen
aangestipt. Het zou mij te uitvoerig maken.
Ik wil alleen opmerken, dat mij uit vele vragen in de afdelingen is ge-
bleken, dat bij allerlei wensen te weinig wordt overwogen, of meer zou
kunnen geschieden vanuit zelfwerkzaamheid en initiatieven van de burgers
zelf. Van de overheid wordt teveel gevraagd en verwacht.
Wat betreft de subsidiepolitiek kunnen wij ons verenigen met het ant-
woord van burgemeester en wethouders, dat die voor de begroting van
1960 in haar geheel zal worden bezien. Met de nadruk op het daaraan ver-
bonden gemeentebelang.
Ik wil ook nog iets zeggen naar aanleiding van wat ik hier gehoord
heb over een voorgestelde subsidiëring van het Humanistisch Thuisfront.
Onze fractie is daarin niet één van mening. Men kan natuurlijk het stand-
punt innemen, democratisch gezien, dat ieder recht heeft op subsidiëring
die een zekere nuttige sociale arbeid doet, maar de meerderheid van mijn
fraetie stelt zich op het standpunt, dat wanneer de overheid iets subsi-
dieert, dit iets moet zijn waaraan men waarde hecht vanuit een christelijk
standpunt gezien. In de eerste plaats moet men het gevoel hebben, dat,
wanneer men sociale arbeid wil subsidiëren die pretendeert een geestelijke
inslag te hebben, die niet aan de grondslagen van de samenleving gaat
knagen wanneer men de mogelijkheid versterkt om hun verkeerde in-
zichten, speciaal onder de jeugd, sterk naar voren te brengen.
Ik wil het dan hier verder bij laten, al zou het verleidelijk zijn, om ook
in te gaan op hetgeen de heer Rutgers over de pers heeft gezegd. Ik wil
er alleen van zeggen, dat er verschil is tussen voorlichting en van te voren
belichten, maar dat wil ik eventueel tot de repliek bewaren.
Voor al het gedegen werk, dat verricht is, zowel door burgemeester en
wethouders als door de ambtenaren van de gemeente aan deze begroting,
wil ik gaarne onze dank uitspreken. Juist dit vele werk zou tot nog meer
uitvoerige uiteenzettingen kunnen stimuleren. Mocht ik hier of daar een
vraag hebben gesteld, dan is dit om te stimuleren tot nog groter activiteit.
Het belang van onze gemeente is dat waard".
Wethouder Corver zegt:
,,Er is discussie ontstaan over de vraag of de gemeentelijke belastmgen
verhoogd moeten worden. Het standpunt van het college van burgemeester
en wethouders is, om thans af te wachten hoe de financiële verhouding
tussen Rijk en gemeenten zal uitvallen. Ten aanzien van de kosten van het
onderwijs zal deze gemeente er ongetwijfeld gunstiger voor komen te
staan. Uit de komende regeling zal een verbeterde financiële positie van