11 december 1958. 271 gaarne aanvaarden. Ik zou in die hulde ook willen doen delen onze plano- loog, de architect en de dienst van openbare werken. De heer Pliester heeft gevraagd of het gemeentebestuur, ten aanzien van het bouwrijp maken van grond, niet te veel onderwerpen is aan boven ons staande instanties. Ik ben het daar volkomen mee eens. Mij zou niets liever zijn dan ten deze een ruimere armslag te hebben. Wij zijn echter gebonden aan de voorschriften die hieromtrent gelden en daar is niets aan te doen. De heer Pliester heeft voorts gevraagd of er voor 1959 geen voordeliger verdeling van het aantal woningen voor Heemstede te bereiken zal zijn. Hoe de verdeling verleden jaar tot stand is gekomen heb ik zojuist al uit- eengezet. Hoe de verdeling het volgend jaar zal zijn is nog niet bekend. Dit wordt van boven af beslist. Wij kunnen wel proberen invloed daarop uit te oefenen maar in Den Haag zal heel weinig te bereiken zijn. De vraag van de heer Verhoeven over het subsidie voor Groenendaal, is reeds door de burgemeester beantwoord. Misschien bestaat de mogelijk- heid om daarvoor alsnog bij de provincie aan te kloppen. Ik geloof echter niet dat de provincie subsidie voor de instandhouding van bossen geeft". Wethouder van Wijk zegt: ,,Ik heb natuurlijk met de grootste belangstelling de algemene beschou- wingen gevolgd. Men is met het oog op de gehouden verkiezingen wel eens wat in de diepte en ook wel in de breedte gegaan. Maar uiteraard kan ik, sprekend namens het college van burgemeester en wethouders, dat ook bestaat uit vogels van diverse pluimage, daarop niet ingaan, tenzij op punten waarvan ik aanneem dat eenstemmigheid in het college bestaat. Ik zal mij dus beperken tot de punten die naar voren zijn gebracht. Ik mag dan beginnen met hetgeen door de heer Rutgers is opgemerkt ten aanzien van de werkclassificatie en de prestatiebeloning. Hij schijnt daarvoor nogal geporteerd te zijn. Het college moet daarvoor wel gepor- teerd zijn in verband met bepaalde maatregelen van overheidswege. Voor- dat de heer Rutgers deel uitmaakte van deze raad, hebben wij hier al ge- sproken over wat wellicht op dit punt zal kunnen gaan gebeuren, de gees- telijke en lichamelijke doorlichting, in het figuurlijke dan, van de werk- man, de ontstellende serie vragen over 's mans doen en laten. Wij hebben dat allemaal met enige zorg gadegeslagen en ons afgevraagd hoe dat mo- gelijk zal zijn. Ik heb daarnaast nog een persoonlijke zorg, n.l. of dit alles ook weer niet leidt tot een grote individualisering, groter dan nodig is. Ik zie toch ook in een werkploeg op een bedrijf een zeker team, waarbij de man die wat zwakker begint te worden en niet zo hard meer kan lopen, terzijde wordt gestaan door een jonge werkkracht vol enthousiasme. Wan- neer dat alles nu moet worden afgewogen in geld gij wordt wat ouder, ik ben nog jong dan zie ik daar toch ook wel weer een element in, dat niet alléén voordeel kan betekenen. Tijdelijk wellicht voor de een maar dan ook weer niet voor de ander. Zo min als ik het kan goedkeuren, dat bijv. bij een voetbalploeg van het betaaide voetbal, een premie wordt gesteld op het maken van een doelpunt, wat naar mijn mening nooit de teamgeest ten goede zal kunnen komen, zo zie ik dit element ook in een team bij een bepaald bedrijf. Men gaat misschien naast elkaar werken, elkaar vooruit werken, met het motief om op deze wijze iets meer te verdienen. Er zal bij de rijksregering, bij de provincie en bij de gemeente veel wijs- heid nodig zijn om van de prestatiebeloning werkelijk iets te maken. Ik heb al eens eerder gezegd, dat het mij een lief ding waard zou zijn, indien men de 3% loonsverhoging niet gekoppeld had aan het invoeren van prestatiebeloning, maar deze eenvoudig gegeven had en niet zo ge- camoufleerd achter de woorden werkclassificatie en prestatiebeloning. Bur- gemeester en wethouders zullen echter deze zaak met de grootste nauw- lettendheid volgen en daarbij trachten de gevaren die toch ongetwijfeld in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 37