286 11 december 1958. mening, dat van een en ander een uitvoerige studie gemaakt zou moeten worden, welke binnen nu en een jaar nog niet klaar zal zijn. Nog niet zo heel lang geleden heeft spreker een geconsolideerde balans gemaakt van een serie bedrijven op vervangingswaarde-basis waarbij hij in het bezit was van schattingen die dateerden van juli 1956. Daar moest bij geraamd wor- den wat sedert die tijd was aangeschaft en afgetrokken wat op vervan- gingswaarde-basis daarvan moest worden afgeschreven. Dat was een gi- gantisch werk. Spreker gelooft, dat het misschien goed zou kunnen zijn wanneer het voornemen wordt gemaakt in de toekomst iets dergelijks op te zetten, maar hij vreest dat het een nog grotere lijdensweg zal worden dan met het ambtenarenreglement het geval is. De heer Schuitenmaker had een deel van de opmerkingen die door de heren Tinbergen en Verhoeven gemaakt zijn, ook al gemaakt. Het is na- tuurlijk onmogelijk om dit voor de bedrijven uit te rekenen. Nu de heer van Wijk heeft opgemerkt, dat binnenkort ten aanzien van het buizennet grote vernieuwingen aan de orde komen, zou spreker willen voorstellen, dat de bedrijfshoofden gaan uitrekenen wat de eerste 5 of 10 jaren aan grote uitgaven te verwachten is, waardoor een inzicht zal verkregen wor- den wat in de naaste toekomst daaraan moet worden besteed. Wethouder Van Wijk zegt, dat de opmerkingen over de wijze van af- schrijving niet in de eerste plaats ten doel hebben om de hele afschrij- vingspolitiek te gaan veranderen, maar om nog eens de betrekkelijkheid van de cijfers met betrekking tot de bedrijven te onderstrepen, opdat nie- mand zal denken dat hier een soort van niet-progressieve belasting wordt geheven. Spreker is het met de heer Verhoeven eens, dat het niet een- voudig zou zijn op het moment om te schakelen van afschrijving op his- torische waarde naar vervangingswaarde. Wanneer men b.v. een nieuwe aanschaffing doet die 40 jaar stand zal houden, hoe zal men dan die ver- vangingswaarde over 40 jaar moeten waarderen? Eigenlijk zou men jaar in jaar uit moeten aanpassen aan een bepaalde index en het zal natuurlijk een ontstellende arbeid zljn om een financieel overzicht van de bedrijven te geven. Het gaat er het college in hoofdzaak om, dat de raad inziet, dat de cijfers die men wel eens winst noemt, met de grootste omzichtigheid moeten worden gehanteerd. Spreker is er van overtuigd, dat, als men op de dag van vandaag de afschrijving op basis van vervangingswaarde ging toepassen, direct tot tariefsverhoging zou moeten worden overgegaan, om- dat dan zou blijken dat er eigenlijk geen winst gemaakt wordt. Spreker gelooft niet dat zulks in de bedoeling van de raad ligt. Ten aanzien van het gesprokene door de heer Schuitenmaker merkt spreker op, dat het inderdaad in de laatste tijd bij de bedrijven niet zo gelopen is als het college dat wel had gewild. Het is wel nodig dat binnen afzienbare tijd een overzicht wordt samengesteld over de toestand van buizen en leidingen, van wat urgent is en wat gebeuren moet en welke kapitaalsinvesteringen de eerste 5 jaar nodig zullen zijn. Spreker streeft er al lang naar om hiertoe te komen en hij hoopt, dat bepaalde reorgani- saties daartoe inderdaad kunnen leiden. Ir. Tinbergen kan niet beoordelen of door het toepassen van afschrijvin- gen op basis van vervangingswaarde tot tariefsverhoging zal moeten worden overgegaan. Als raadslid is spreker door deze uitspraak van de heer van Wijk niet bepaald gerustgesteld. Spreker heeft nu het gevoel, dat moeilijk een weg is te vinden om de raad een inzicht te geven in de resultaten van de bedrijven. De heer Verhoeven wijst er op, in zijn algemene beschouwingen te heb- ben gezegd, dat de gemeente, omdat ze geen kapitaal heeft, elke keer als iets moet worden aangeschaft, moet lenen. Dat is het systeem van de ge- meente-boekhouding. Aan dat systeem zijn we ook gebonden voor wat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 52