11 deeember 1958.
291
de bedoeling van de heer Schuitenmaker blijkt te zijn, een soort overkoe-
pelend orgaan in te stellen, waar de verschillende instanties die met ver-
keer te maken hebben, zitting' in zullen hebben. Over verkeersmaatregelen
vindt altijd overleg plaats tussen burgemeester, politie en openbare wer-
ken. Wanneer er maatregelen moeten worden genomen, vinden die altijd
een willig oor bij burgemeester en wethouders. Spreker gelooft, dat het
remmend zal werken wanneer bovendien nog een commissie moet worden
ingeschakeld. Hij ziet dan ook geen dringende noodzaak om een overkoe-
pelend orgaan in te stellen.
25 en 26. HOOFDSTUK IV. VOLKSGEZONDHEID.
Ir. Kooijmans zegt, dat het vraagstuk van de verzorging van bejaarden
een speciale taak van de overheid is geworden. Daarom bevredigt het ons
dat burgemeester en wethouders in hun antwoord op vraag 25 zeggen, dat
het overleg met het gemeentebestuur van Haarlem heeft geleid tot een
voorstel van de zijde van Haarlem tot regeling van de financiële gevolgen
der samenwerking. De wijze waarop deze samenwerking zal plaats vinden
moet nog worden afgewacht, maar dat zal waarschijnlijk wel bestaan in
contrôle op de verzorgingshuizen van bejaarden.
Dit neemt niet weg, dat ook onzerzijds een zekere actie kan worden ont-
wikkeld, een actie die wordt bedoeld in de vragen, gesteld onder punt 26.
We zullen gaarne willen weten hoe het in onze gemeente gesteld is met de
behoefte aan verzorging van bejaarden om aldus een diagnose te stellen
ten aanzien van de behoefte aan verzorgingstehuizen of verzorgingscentra.
Het is n.l. bekend, dat het overgrote deel van de bejaarden in de verzor-
gingstehuizen van onze gemeente niet uit Heemstede afkomstig is. Dit is
wel duidelijk gebleken uit de bezoeken, die indertijd de commissie voor de
volksgezondheid aan deze tehuizen gebracht heeft. Er was dus in Heem-
stede voor deze mensen plaats. Nu moet men wel onderscheid maken tus-
sen de bejaarden die wel moeten aanvaarden dat zij met een aantal van L
4 5 één kamer moeten delen en de beter gesitueerden die een afzonder-
lijke kamer kunnen bekostigen. Mogelijk is in onze gemeente het aantal
gegadigden naar een tehuis met afzonderlijke kamers groter dan van
degenen die met een enkele slaapplaats genoegen moeten nemen en die
we allen gaarne ook een eigen appartement zouden willen geven.
Het antwoord van burgemeester en wethouders is ietwat terughoudend.
Zij schrijven: ,,Wij zijn niet ongenegen ons hierover nader te orienteren."
En dan wordt nog verwezen naar het reeds werkzaam zijn van verschil-
lende plaatselijke instanties op dit gebied. Spreker is het volkomen eens
met burgemeester en wethouders als zij hun waardering uiten voor plan-
nen voor huisvesting van bejaarden vanuit het particulier initiatief. Spre-
ker onderschrijft ten volle, dat de plaatselijke overheid zich zal dienen te
beperken tot een activerend en stimulerend optreden.
Van bepaalde zijde is in deze raad aangedrongen op een activiteit van
het gemeentebestuur tot het stichten van een eigen gemeentelijk bejaar-
dencentrum. Indien het particulier initiatief, dat zowel van Protestants-
Christelijke als van Rooms Katholieke zijde wordt ontwikkeld, niet ge-
heel kan voldoen aan de behoeften der bejaarden, indien het inderdaad zo
is, dat een grote groep bejaarden persé niet wil ondergebracht worden in
een centrum dat van een kerkelijke instantie uitgaat en er geen enkele
organisatie in het leven is te roepen om een niet-christelijk bejaarden-
centrum op te bouwen, eerst dan begint de taak van de gemeente in dit
opzicht. Nu er geen flauw idee van de behoefte aan zulk een gemeentelijk
bejaardencentrum bestaat, is spreker erg benieuwd naar de resultaten van
een al is het vrij globaal onderzoek naar de situatie en de behoeften van
de bejaarden in onze gemeente. Daarbij zullen burgemeester en wethou-
ders gebruik kunnen maken van al hetgeen in dit opzicht reeds door par-
ticulieren is verricht. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders ook