11 december 1958.
297
kunnen worden betaald, waardoor de neiging ontstaat zich vast te klam-
pen aan het oude woningbezit. Het gevaar dreigt, dat de woningnood bin-
nenkort schijnbaar verdwenen zal zijn als gevolg van een te geringe koop-
krachtige vraag en dat nieuwe woningen leeg zullen blijven staan, omdat
men liever blijft samenhokken in overbevolkte woningen of gebruik blijft
maken van sociaal-hygiënisch onvoldoende woningen, alleen om de reden,
dat het huurverschil met de betere nieuwe woningen te groot is".
In v erscheidene gemeenten staan nieuw gebouwde premiewoningen
leeg, omdat de huren te hoog zijn. Ook woningwetwoningen geraken aan
de huurprijsgrens. Nu komt dit in onze gemeente niet voor, maar toch
worden toegewezen nieuwe woningen niet zo vlot meer aanvaard als voor-
heen. Dat wijst dus op een behoefte aan goedkopere woningbouw. Wij
moeten dus in onze gemeente voortgaan met de woningbouw. Plannen voor
het bouwrijp maken van grond liggen al gereed.
Spreker heeft met instemming de mededeling van burgemeester en wet-
houders gelezen, dat het college zich tot een aantal aannemers heeft ge-
wend om voor eigen risico woningen te bouwen, waarbij als voorwaarde
gesteld is, dat slechts de helft van deze woningen beschikbaar zal moeten
worden gesteld voor door het college aan te wijzen bewoners. Nu is het
college in zekere zin tot deze concessie gedwongen geworden, omdat
anders de gehele premiebouw stil zal komen te liggen als gevolg van de
omstandigheid, dat premiebouw aan de gemeentelijke overheid niet wordt
toegestaan. Con amore schijnt dit echter niet te gaan. Want zodra de
gemeente zelf kan bouwen, is er die bereidheid om woningen voor de bou-
wers beschikbaar te stellen niet. Immers, met de woningwetbouw is het
niet zo gesteld. Want indien woningbouwcorporaties tot woningwetbouw
zouden overgaan, willen burgemeester en wethouders op de gehele woning-
voorraad beslag leggen. Het college schrijft n.l. op blz. 19 van de memorie
van antwoord: „Het spijt ons, dat wij, op grond van het huidige nog aan-
zienlijke woningtekort een afwijzend standpunt te dien aanzien moeten
innemen. Wij achten het n.l. niet verantwoord, dat ons huisvestingsbeleid,
hetwelk ons veel zorg baart, en de vrucht is van een minutieus afwegen
van de belangen van alle betrokkenen, zou worden doorkruist door de
hiervoor geen verantwoording dragende besturen der woningbouwcorpo-
raties." Er wordt zelfs aan geen overleg met deze woningbouwcorporaties
gedacht. Waarom kan dit in andere gemeenten wel en niet in Heemstede
De houding van het college kan in dit opzicht niet bepaald soepel genoemd
worden.
Burgemeester en wethouders zeggen in hun memorie van antwoord:
,,Van de zijde der in de gemeente werkzame woningbouwverenigingen is
nog weinig belangstelling getoond voor het zelf bouwen van woningwet-
woningen. De bouw van woningen is momenteel ook geen eenvoudige zaak
en het beschikbaar hebben van een technisch apparaat is bij de voorbe-
reiding en uitvoering der plannen welhaast onmisbaar. Het behoeft wel
geen nadere uitleg, dat de gemeente hiervoor beter geoutilleerd is dan de
corporaties." Maar van de zijde van één of meer woningbouwcorporaties
is de klacht geuit, dat het gemeentebestuur geen medewerking wil ver-
lenen. Er blijkt dus wel belangstelling voor dergelijke bouw te bestaan.
Vervolgens is het toch bekend, dat de Nationale Woningraad de woning-
bouwcorporaties met raad en daad bij de woningbouw terzijde wil staan
en zelfs zijn vanwege de Natiönale Woningraad besprekingen gevoerd met
de besturen van woningbouwcorporaties in deze gemeente.
Spreker kan zich voorstellen, dat burgemeester en wethouders de ver-
meerdering van ons plaatselijk woningbezit en van de stedebouwkundige
uitbreiding van de gemeente en de architectuur van de bebouwing in eigen
handen wil houden, maar hij gelooft toch wel dat het mogelijk is dat het
overleg met deze corporaties zo kan zijn, dat hieruit bevredigende resul-
taten komen.