240
11 december 1958.
hij in de laatste vergadering van de vorige raad heeft gezegd graag doet
met afgevaardigden op vleugels, tenzij het rare figuur door ons geslagen
îs zonder dat wij het zelf wisten. Wij hopen, dat onze nagroentijd wat mee-
valt en wij beloven dan ook ons zo spoedig mogelijk aan de goede sfeer
te zullen aanpassen.
Wanneer men voor het eerst een gemeentebegroting in handen krijgt
en dan tevens hoort dat er veel gepraat zal worden op deze dag, maar dat
er in verhouding van de tijd die daaraan besteed wordt, uiterst weinig
veranderd zal worden in de begroting, dan stelt men zich opnieuw de
vraag, die ieder nieuw raadslid zich toch al stelt: wat doe ik in de raad.
1S eigenlijk de meest algemene beschouwing die ik zou willen geven.
Ik hoop, dat ik aan het einde van mijn zittingsperiode in essentie hetzelfde
kan zeggen wat ik nu zeg.
Wij zitten m.i. in de raad in de eerste plaats laten we eerlijk zijn
omdat we het plezierig vinden. De heer Verhoeven heeft in dit verband
eens gesproken van een aantrekkelijke tijdsbesteding. In de tweede plaats
omdat wij het belang van de gemeente onzer inwoning willen dienen en in
de derde plaats, omdat wij de democratische gedachte willen hoog houden.
Deze drie factoren zijn ten nauwste samenhangend. Het plezierige is juist
om in samenwerking met anderen in democratische geest het geza-
menlijke doel, de belangen van Heemstede, na te streven.
Ik wil eerst enige opmerkingen maken over deze democratie:
Wij zijn in Heemstede zo gelukkig, dat wij in de democratische gedachte
een gezamenlijk uitgangspunt hebben. Niemand onzer zal twijfelen aan de
democratische gesteldheid van een mede-raadslid. Daarbij kan het woord
democratie wel een verschillende nuance hebben het is op zichzelf een
leeg woord en wij kunnen het op verschillende wijzen „vullen" en ook
kan de democratie voor de een meer middel zijn en voor de ander meer
doel. Maar wij denken in deze raad allen voldoende nederlands om in de
democratie een waardevol gezamenlijk uitgangspunt te hebben.
Hier geldt inderdaad het „pour discuter, il faut être d'accord".
'??1t ?oed be8"riP wil ik één uitweiding maken. Ik weet dat het ongebrui-
kelijk îs om over de grenzen te gaan in deze raad, maar ik wil toch nog
îets zcggcui over de democratie, die niet alleen en in hoofdzaak gedragen
wordt door politieke lichamen, maar ook. door andere corporaties. Wij
groeien naar een politiek verenigd Europa, maar ik las in het boek Viif-
stromenland" van Prof. Dr. P. J. Bouman: „Het gaat niet om de weder-
opbouw van Europa maar het gaat eigenlijk om het andere Europa, het
historische Europa maar eveneens het strijdende Europa, waar in brand-
punten van geloof en cuituur kleine scheppende minderheden rustig hun
Sang gaan. Ook hun werk ligt min of meer in het verborgene. Het is bijna
even gevarieerd als het historisch erfdeel in het culturele vlak. Achter 'het
rumoer van industrie en verkeer, massale communicatie en ,,Kitsch"
wordt Europa omspannen door een netwerk van grote en kleine organi-
saties of spontane groeperingen, die zich van hun dienende functie bewust
zijn. Ik denk aan vele kloosters, aan minder bekende protestantse orden
en plaatsen van meditatie, bijvoorbeeld op het eiland Iona voor de Schotse
westkust of bij Taizé in de omgeving van Cluny in Frankrijk, aan Bethel,
,,de stad der barmhartig'heid" bij Bielefeld de Bodelschwing-gestichten
aan het Oecumenisch Instituut te Bossey in de buurt van Genêve het
Europees College te Brugge, de Deense Volkshogeschool, het zendingscen-
trum te Mainz-Kastêl, het Pestalozzi-dorp in Zwitserland, het werk van
sommige franse produktie-coöperaties, de Parijse stadszending onder lei-
ding van de abbé Godin en zoveel andere facetten van een werkelijkheid
waarvan het licht onder de korenmaat is gebleven". Zo is het in Europa,
zo is het ook hier in Nederland. Dit „andere" Europa en het andere demo-
cratisch Nederland kan echter niet denkbaar geacht worden zonder een
politieke democratie tot in de verste uithoeken en de kleinste plaatsen van