29 januari 1959.
19
nen sluiten. Spreker gelooft, dat het voor de heer Sterk prettig is, dat hij
door de adviezen van de Kamer van Koophandel en van burgemeester en
wethouders behoed wordt voor een debacle.
Mevr. van der Meuien zou graag willen onderstrepen hetgeen door de
heer Hopstaken naar voren is gebracht, n.l. dat de middenstand jaren
heeft gevochten voor een vroegere sluitingstijd, welke echter bij aanneming
van dit verzoek weer ongedaan zou worden gemaakt. Bovendien lijkt het
spreekster vrij moeilijk om een grens te trekken wat kleine eetwaren zijn.
Hoort daar fruit, boter en kaas onder? Zij gelooft dat dit een bron van
veel ellende kan zijn. Het lijkt spreekster voor een gemeente als Heem-
stede heel erg bedenkelijk om het instituut avondwinkels binnen te halen,
vooral met het oog op de middenstand.
De Voorzitter constateert, dat de vertegenwoordigers van de midden-
stand in de raad hebben gesproken en het voorstel van burgemeester en
wethouders hebben gesteund. De heer Rutgers gelooft, dat burgemeester en
wethouders niet voldoende aandacht aan deze zaak hebben besteed, omdat
z.i. een bepaalde categorie forensen hierbij groot belang heeft. Zoals mevr.
van der Meulen al naar voren bracht, gaat het in dit geval alleen om het
kunnen kopen van kleine eetwaren. Het is dus niet de bedoeling voor de
forensen de gelegenheid te scheppen om een goede maaltijd mee naar huis
te nemen. De mogelijkheid neergelegd in artikel 11 van de Winkelsluitings-
wet is niet in het leven geroepen om eigenlijk het gesloten zijn van winkels
te frustreren. De bedoeling is, dat deze bepaling door een raad wordt ge-
hanteerd wanneer zich bijzondere omstandigheden in de gemeente voor-
doen. In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp staat n.l.„Door
gebruik te maken van de in het tweede lid verleende bevoegdheid zal de
gemeenteraad rekening kunnen houden met bijzondere omstandigheden als
een plaatselijk bestaande behoefte aan gelegenheid tot verkoop op zondag
van bloemen in de onmiddellijke nabijheid van ziekeninrichtingen of be-
graafplaatsen en van eetwaren als patates-frites, haring, zacht fruit en
dergelijke op werkdagavonden". Een afwijkende winkelsluiting is dus al-
leen maar mogelijk wanneer zich werkelijk een plotseling opkomende be-
hoefte voordoet. De staatssecretaris van economische zaken heeft inder-
tijd bezwaar gemaakt tegen een verordening waarin de soorten van de aan
te bieden waren naar zijn oordeel niet genoeg beperkt waren genoemd.
Omdat de Kamer van Koophandel een afwijzend advies uitbracht en burge-
meester en wethouders wisten dat de middenstand niets voor avondwinkels
voelt, terwijl bovendien aan burgemeester en wethouders niet is gebleken
van een plotseling opgekomen behoefte, kunnen zij niet anders dan afwij-
zend adviseren op het verzoek van de heer Sterk.
Mr. Rutgers is dankbaar voor het debat. Hij is zeker niet ongeneigd om,
wanneer hij in het debat iets hoort wat hem frappeert, dit tot zich te laten
doordringen. Wat hij van de vertegenwoordigers van de middenstand ge-
hoord heeft, heeft hij zich zeker aangetrokken. Dat zij echter beweren dat
door avondwinkels de werktijden van de winkeliers in het gedrang zullen
komen, acht spreker niet juist. Een avondwinkel heeft geheel andere tijden
van openstelling dan een gewone winkel. De gewone winkelier kan dus op
normale tijden zijn winkel sluiten. Er is dan ook geen enkele reden om
sociale onrust te vrezen bij openstelling van avondwinkels. Spreker hoopt
niet, dat in het debat onzuiverheden binnensluipen.
De heer Brink heeft gezegd, dat het publiek in de week vöör St. Nicolaas
niet getoond heeft dat het een langere openstelling van de winkels waard
is. Dit houdt naar sprekers mening nog niet in, dat een forens niet voor
openstelling van een avondwinkel zou voelen. Het kan wel zijn dat de
heer Brink gelijk heeft, maar deze conclusie kan men toch niet trekken
uit het feit dat tijdens de sinterklaasverkoop de mensen 's avonds niet in