2
29 januari 1959.
19. Aangaan van een geldlening met de N.V. Bank voor Nederlandsche
Gemeenten, groot /121.050,(18).
20. Jaarwedderegeling rentmeester en boekhouder van het Grondbedrijf
(19).
21. 2e Wijziging van de verordening tot regeling van de aan het perso-
neel van de brandweer toe te kennen vergoedingen (20).
22. Wijziging der verordening betreffende de commissie tot wering van
schoolverzuim (21).
23. le Wijziging der verordening op het begraven op de algemene be-
graafplaats 22
24. le Wijziging der verordening op de heffing en invordering van rech-
ten wegens het gebruik der algemene begraafplaats van de gemeente
Heemstede (23).
25. 8e Wijziging van de verordening regelende de samenstelling en de
werkkring der vaste commissiën als bedoeld in artikel 60 en artikel
197 der gemeentewet (24).
26. Verordening op de destructie van ondeugdelijk materiaal van dierlijke
herkomst (25).
27. Krediet voor de bouw van een garage bij perceel Molenwerfslaan 4
(27).
28. Verkoop bouwterrein aan de Esdoornkade (28).
29. Preadvies van burgemeester en wethouders op het verzoek van
J. Sterk, om een zgn. avondwinkel te mogen expioiteren (29).
30. Krediet voor de aankoop van een roltrommelvuilnisauto (30).
31. Bijdrage in de exploitatie van het Minerva-theater (31).
32. Krediet voor verbetering van het woonwagenkamp (32).
33. Krediet voor voorzieningen in het politiebureau (33).
34. Stichting van een kleuterschool op ,,de Glip" (34).
35. Krediet voor uitbreidingen elektriciteitsbedrijf (26).
36. Begrotingswijziging 1958.
37. Rondvraag.
Alvorens met de behandeling van de agenda aan te vangen houdt de
Voorzitter de volgende toespraak:
„Dames en Heren,
Wederom staan wij aan het begin van een nieuw kalenderjaar. Het zij
mij vergund, in verband daarmede, een enkei woord tot U te richten.
In de eerste plaats wil ik gaarne mijn goede wensen uitspreken voor U,
leden van de raad. Moge 1959 voor U en de Uwen een in aîle opzichten ge-
zegend jaar worden en moge U allen de kracht en de wijsheid gegeven
worden om de belangen van onze gemeente met bekwaamheid te behartigen.
Bij het overdenken van de woorden, die ik, volgens een welhaast tot een
traditie geworden gewoonte, zou spreken bij de aanvang van deze Uw eer-
ste vergadering in het nieuwe jaar, kwamen mij de woorden van de zo
prachtige psalm 90 in de gedachten. Deze psalm constateert op treffende
wijze, dat de dagen onzer jaren voorbijvlieten als een nachtwake. Zij ver-
bindt daaraan de bede, dat de mens zal leren zijn dagen te teilen om aldus
doende een wijs hart te bekomen én zij eindigt met de woorden: „En be-
vestig Gij het werk onzer handen over ons, ja het werk onzer handen, be-
vestig dat." Indien wij in deze geest leven en handelen dan zijn wij, naar
mijn inzicht, op de goede weg.
Sinds mijn vorige nieuwjaarstoespraak heeft een grote verandering in
de samenstelling van Uw raad plaats gehad. Meerdere, jarenlang ver-
trouwde figuren, zijn thans niet meer hier aanwezig. De nestor van de raad
in zijn vorige samenstelling, de heer Reijnders, ontviel ons, na zijn aftre-
den, door de dood. Andere vroegere leden keerden niet terug, omdat zij zich
met het oog op het klimmen hunner jaren, om gezondheidsredenen of om
