4
29 januari 1959.
soms niet moeten bouwen?
Nu echter besteding-sbeperking nog steeds noodzakelijk schijnt, is het
vanzelfsprekend, dat elk gemeentebestuur het zijne daartoe bijdraagt.
Ook Heemstede is daartoe bereid. Maar het vervult ons met grote zorgen,
dat zelfs dringend noodzakelijke voorzieningen niet kunnen worden uitge-
voerd, tenzij deze door een vaste lening kunnen worden gedekt. Het af-
sluiten echter van een vaste lening op de vrije markt, zelfs tegen het-
zelfde rentepercentage als door de Bank van Nederlandsche Gemeenten in
rekening wordt gebracht, wordt niet toegestaan en thans kan alleen via
dit lichaam, en dan pas indien vooraf machtiging is verkregen van Ge-
deputeerde Staten en voor grotere projecten van de Minister van Binnen-
landse Zaken, zo nu en dan een lening worden verkregen, druppels op een
gloeiende plaat. Tal van projecten wachten op uitvoering en zijn dringend
nodig. Natuurlijk moet ik de bouw van woningen hierbij op de voorgrond
stellen. Ik moge hierbij in Uw herinnering roepen, dat in de eerste ver-
gadering van Uw College in het vorig jaar aan de orde werd gesteld de
bouw van 101 woningwetwoningen ten westen van de Glipper Dreef. Reeds
toen moest, aan de hand van het aan de provincie Noordholland voor 1958
toegewezen woningcontingent, de vrees worden uitgesproken, dat deze
bouw wel eens niet gerealiseerd zou kunnen worden, welke vrees helaas
maar al te zeer door de harde feiten werd bevestigd. Uiteindelijk moest
onze gemeente voor dat jaar volstaan met 54 woningen, welk aantal nog
niet eens voldoende was om de normale behoeften voor één jaar te dekken.
Van ook maar een bescheiden bijdrage tot opheffing van het steeds be-
nauwender tekort aan woningen zou dan ook in het geheel geen sprake
zijn.
Bij de ontvangst dezer verpletterende tijding gloorde echter aan de ein-
der een bescheiden licht. De Regering toch had inmiddels een Nationale
Woningbouwlening (Rentespaarbrieflening) uitgeschreven, waarbij de
kopers van rentespaarbrieven konden bepalen, dat 60% van hun deelne-
ming aan de gemeente hunner keuze ten goede zou komen.
Uw vergadering van 10 januari 1958 meende ik als medium te moeten
gebruiken om een hartstochtelijk beroep te doen op de burgerij onzer ge-
meente op deze lening in te schrijven. Ook langs andere weg werd nog
propaganda voor deze lening gemaakt. Weinig konden wij vermoeden,
dat onze bede op werkelijk grootse wijze gehonoreerd zou worden. Niet min-
der dan twee miljoen gulden werd door inschrijvers ten gunste van Heem-
stede gebracht. Het leek alles te mooi om waar te zijn, doch de ontgooche-
üng liet niet al te lang op zich wachten. Nadat plannen waren ontworpen
voor de bouw van premiewoningen bleek al spoedig, dat de verwezenlijking
daarvan nog allerminst verzekerd was. Zoals o.m. uit het antwoord van de
Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid op door het toenmalige
lid van Uw raad de heer Mr. Dr. van Bruggen, in zijn kwaliteit van Eerste
Kamerlid, gestelde vragen duidelijk werd, lag het allerminst in de bedoe-
ling der regering, dat de gemeenten op enigszins ruime schaal met de op-
brengst der rentespaarbrieflening de bouw van premiewoningen zouden
gaan financieren. Dit zou slechts in uitzonderingsgevallen worden toegé-
staan, omdat de bouw van deze categorie woningen in de eerste plaats
aan het particulier initiatief behoorde te worden overgelaten. Slechts waar
dit tekort zou schieten was er voor de gemeente een mogelijkheid om aan-
vullend op te treden.
A1 onze pogingen om de bouw van 30 premiewoningen, waartoe Uw raad
inmiddels besloten had, te verwezenlijken, waren echter gedoemd om schip-
breuk te lijden. Zo bleek dan uiteindelijk de opbrengst der rentespaarbrief-
lening, zulks in flagrante strijd met de verwachtingen, welke hieromtrent
bij de intekenaren op grond van de van regeringswege gevoerde propa-
ganda waren gewekt, voor alles te kunnen worden gebruikt behalve voor
de bouw van woningen. Dit alles zou minder bedenkelijk zijn geweest, in-