23 april 1959.
108
behoeft dan ook niet bevreesd te zijn voor kruisjes of heiligenbeeldjes
langs de weg, want het wordt een openbare weg en er valt natuurlijk over
te praten voor wiens rekening de verlichting en het onderhoud van die
wegen dan zal zijn.
Dan is er de merkwaardige geschiedenis met dit uitbreidingspian. De
voorzitter en de directeur van Openbare Werken hebben bij herhaling ver-
zekerd, dat het plan in hoofdzaak van 1954 het geldige was. Nu blijkt dat
een plan van 1930 nog rechtsgeldig is en het college is zo vriendelijk ge-
weest expressis verbis uiteen te zetten, dat dit plan zijn rechtsgeldigheid
niet heeft verloren, ofschoon niet voldaan is aan het voorschrift dat dit
plan om de 10 jaren herzien moet worden. Wat blijkt nu echter? In de
eerste plaats, dat dit plan juist in het Overbos waar het hier om gaat een
intensieve bebouwing toelaat. Er zijn namelijk op dit plan maar liefst 9
riante villa's geprojecteerd. Voor Overbos geldt dus niet dat dit plan een
zeer verspreide bebouwing toelaat, zoals burgemeester en wethouders stel-
len. Dit te elfder ure te voorsehijn komen van dit uitbreidingsplan heeft
allerlei fatale misverstanden in het leven geroepen. Men heeft zich altijd
op het plan in hoofdzaak van 1954 beroepen. Op grond daarvan is eigen-
lijk aan de eigenaar geweigerd om het Overbos te verkavelen en ten be-
hoeve van particuliere bungalowbouw te bestemmen om daarmee de gelde-
lijke middelen voor het stichten van een revalidatie-centrum voor dwars-
laesies oorlogsgewonden te verkrijgen. Had de eigenaar van het bestaan
van dit plan geweten, dan had hij, ondanks de toenmalige bezwaren van
de Provineiale Planologische Dienst en van het college, zijn plannen kun-
nen doorzetten. De eigenaar zal met de wetenschap die hij thans heeft,
wanneer men het terrein onbebouwd laat of wanneer men er een plantsoen
van wil maken, weleens een vrij hoge schadeloosstelling toegewezen kun-
nen krijgen.
Op grond van de onjuiste voorlichting, die de architecten van de regen-
ten hebben gekregen, hebben ze aanvankelijk het misverstand gekoesterd,
dat het plan in hoofdzaak van 1954 van kracht was, welk uitbreidingsplan
niets regelde met betrekking tot de bebouwing van het Overbos, zodat op
grond van dit plan dus onmogelijk wettelijke bezwaren tegen de bebou-
wing konden bestaan.
Nu blijkt dat het uitbreidingsplan van 1930 nog van kracht is, hetgeen
voor het Overbos een intensieve bebouwing toelaat, zodat langs de weg,
die spreker nog nader wil aangeven, de bebouwing die thans gewenst wordt
kan worden toegelaten.
Dan is er nog de kwestie van het bebouwingspercentage. Een bebou-
wingspercentage wordt nergens in de wet genoemd; het is geen eis, het
is een wens. De architecten zijn van mening, dat het vaststellen van een
maximaal bebouwingspercentage voor een terrein eigenlijk een onjuist
standpunt is. Niet een bebouwingspercentage is belangrijk, doch slechts
het aanzien van het geheel en zoals hiervoor reeds uiteengezet, is er juist
voor gezorgd, dat het aanzien van het Overbos nauwelijks wordt geschaad.
Het heeft er alleen een nieuw element bijgekregen. Nadat de bouw is ge-
realiseerd, wordt de resterende 84,30% om niet aan de gemeente overge-
dragen.
In eerste instantie is sprekers fractie van mening, dat de raad de ge-
vraagde medewerking tot stichting van een bejaardenhuis op Overbos
dus niet moet weigeren, doch moet toestaan. Spreker zal daartoe na de
discussies gaarne de nodige voorstelien doen.
Mevr. van der Meulen zegt, dat in de fractie van de P.v.d.A. dit agenda-
punt een onderwerp van uitvoerige besprekingen heeft uitgemaakt, waar-
bij zowel het preadvies van burgemeester en wethouders als het verzoek
van het regentencollege ên de toelichting op het bouwplan door de heer
Froger de volle aandacht hebben gehad. Ook de tegenwoordige toestand,