182
30 juli 1959.
Ir. Tinbergen zegt, dat na het bezoek dat een aantal raadsleden aan de
plaats des onheils heeft gebracht, wat hem betreft is gebleken, dat de
stelling, dat die kwestie urgent was, wel juist is. Inderdaad is de ruimte
voor de spuitgasten in de brandweergarage krap en wat dat betreft is het
een urgente aangelegenheid. Spreker gelooft echter, dat men er geen spijt
van hoeft te hebben dat die zaak nog eens is bekeken.
In de vorige raadsvergadering is van de zijde van burgemeester en wet-
houders gezegd, dat, wanneer er nieuw brandweermateriaal zou komen,
het instructielokaal weer in het Oude Slot kon worden ondergebracht.
In de laatste vergadering van de commissie voor openbare werken is er-
kend, dat dit niet verstandig zou zijn, althans dat het juister zou zijn het
instructielokaal definitief in te richten naast de brandweergarage en mocht
er nieuw materiaal worden aangeschaft, dat in de brandweergarage op te
bergen en het oude materiaal waarvoor dan geen plaats meer zal zijn,
ergens anders onder te brengen b.v. bij de reiniging. Onder deze aanteke-
ning kan spreker volledig akkoord gaan met dit voorstel.
Intussen heeft het bezoek van de raadsleden voorts het nut gehad, dat
de ruimten waarover openbare werken en bedrijven beschikken nog eens
zullen worden bekeken. Men was tevreden over de staat waarin het kan-
toorgebouw van openbare werken verkeert, maar ten aanzien van de staat
waarin de gebouwen van de bedrijven verkeren, was men minder content.
Spreker gelooft dat de algemene indruk was, dat een en ander nogal tegen-
viel. Het gasbedrijf maakt eigenlijk nog de indruk een gasbedrijf te zijn,
waar sinds de stopzetting van de productie en dat is een hele tijd ge-
leden weinig is veranderd. Spreker betreurt dat toch. Hij geeft direct
toe dat het niet zo eenvoudig is om een gebouw dat in 1910 of 1920 is ge-
bouwd, te moderniseren. Maar toch meent hij, dat het nuttig zou zijn als
men nog meer aandacht zou besteden aan het aanpassen van deze gebou-
wen aan de nieuwe situatie van de distributiebedrijven. Spreker heeft het
altijd voor verstandig gehouden om gebouwen die men niet meer gebruikt,
af te breken. Kan men er een goede bestemming voor vinden dan moet men
dat doen, maar kan men die niet vinden dan staan ze in de weg aan
andere plannen en kosten zij bovendien vee' aan onderhoud. Spreker ge-
looft, dat men, door op het terrein van de bedrijven oude gebouwen te
amoveren, een aardig stukje volkstuin te voorschijn zou kunnen toveren.
Aan de gedachten die de heer Zegwaart in de vorige vergadering heeft
geuit en waarop spreker heeft ingehaakt, dat kon ook niet anders, is wei-
nig gebeurd. Spreker meent, dat het toch wel gewenst is, dat de raad niet
bij stukjes en beetjes voorstellen worden gedaan, maar dat er één groot
plan wordt samengesteld aan de hand waarvan burgemeester en wethou-
ders en de raad kunnen bepalen, welk onderdeel urgent is en voor uit-
voering in aanmerking komt.
De heer Scheer is het geheel met de heer Tinbergen eens. Hij wil in het
bijzonder het gesprokene over de huisvesting van het instructielokaal
nog eens onderstrepen. Ook spreker zal met het voorstel van burgemeester
en wethouders akkoord gaan.
Ir. Kooijmans zegt, dat toen in de vorige vergadering deze materie be-
sproken werd, aan de wethouder de vraag is gesteld, of de uitbreiding
van de brandweerkazerne paste in de plannen voor verbouwing van het
gebouw van openbare werken. Toen is geantwoord, dat uitbreiding van
het gebouw van openbare werken niet in de bedoeling lag. In het voor-
stel staat nu, dat er na een kleine aanbouw, de eerste 10 jaren voldoende
ruimte voor openbare werken zal zijn. Spreker acht deze termijn te kort
en meent, dat rekening moet worden gehouden met het uiteindelijke aantal
inwoners dat de gemeente zal tellen, waarover men toch reeds een gedachte
heeft. Aan de hand daarvan kan men dan bepalen welke omvang de dienst
van openbare werken zal dienen te verkrijgen en dit geldt ook voor de