7 januari 1960. zijn geheel en in de leden daarvan en dat wij alle wensen voorbe- houden zijn beleid onderschrijven. a. Ik zou echter gaarne zien, dat de raad nog wel meer gelegenheid krijgt mede te beraadslagen. Daartoe is allereerst nodig, dat wij de stukken zo tijdig mogelijk onder ogen krijgen; dit laatste geldt bij uitstek vooor stukken die belangrijke beslissingen betreffen. b. Verder zou ik, wanneer de tijd van voorbereiding onvoldoende is, of wanneer een beraadslaging daartoe aanleiding geeft, niet zo- veel bezwaren zien gemaakt tegen aanhouding van een bepaalde zaak gedurende een maand. Ik meen bij burgemeester en wethou- ders een wel begrijpelijke aversie daartegen te hebben bespeurd. Burgemeester en wethouders willen graag afwerken. Ik pleit echter voor een zo rustig mogelijk overleg in de raad. c. Om dezelfde reden vind ik het jammer wanneer ik de indruk krijg, dat burgemeester en wethouders een bepaald punt gaarne willen „doordrukken". Het mag bepaald geen ,,affront" voor burgemeester en wethouders zijn wanneer de raad zich uiteindelijk met een voor- stel niet kan verenigen. Het gaat altijd om de zaak, nooit tegen burgemeester en wethouders. d. Wanneer echter de raad een besluit heeft genomen, zou ik het wel appreciëren indien wij op de hoogte werden gehouden van omstan- digheden, welke de uitvoering van een zodanig besluit voorlopig verhinderen, opdat de raad ten deze niet voor verrassingen komt te staan. Zo denk ik aan de besloten niet met veei enthousiasme, maar desondanks besloten verbetering van het woonwagenkamp, welke verbetering nog steeds niet is geëffectueerd, en aan de door- lichting. e. Het vorengezegde culmineert, wanneer ik aan de naaste toekomst denk. In deze begroting liggen nog geen grote investeringen ver- ankerddat kan ook niet zolang de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten niet is geregeld. Daarna krijgen wij een nota om- trent de gevolgen van de te verwachten wet; dat is ons tenminste toegezegd aan het einde van punt 2 van de memorie van antwoord en wij hopen nu maar dat burgemeester en wethouders niet in deze vergadering gelijk het vorig jaar bij de enquête onder de be- jaarden deze toezegging zodanig afzwakken, dat zij uiteindelijk niet wordt gehandhaafd. Maar wat dan? Wij mogen verwachten, dat dan het door burgemeester en wethouders genoemde viertal objecten van de eerste urgentie aan de orde zal worden gesteld. Op welke wijze zal dat gebeuren? Ik bepleit, dat b.v. alvorens ons een voorstel bereikt omtrent de uitbreiding en verbouw van het kan- toor der bedrijven en dat zal spoedig gebeuren of althans te- gelijk daarmede ons een nota bereikt omtrent hetgeen ten aan- zien van de verdere bedrijfsgebouwen in de bedoeling ligt en om- trent hetgeen burgemeester en wethouders als toekomst zien voor de bedrijven. Hier liggen nogal wat belangrijke vragen en de raad wil gaarne gefundeerd beraadslagen en beslissen. Wanneer ons telkens een onderdeel wordt voorgelegd zonder dat wij het gehele patroon hebben kunnen bespreken, handelen wij te veel in de mist. Hetzelfde geldt voor veel punten die ik op dit ogenblik nog niet ter sprake wil brengen, maar waarvan ik hoop dat burgemeester en wethouders de gelegenheid geven om de algemene lijnen eerst te bespreken voordat wij gaan beslissen. De voorzitter heeft van een zekere moedeloosheid getuigd. De wet op de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten komt toch tot

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 12