7 januari 1960.
die is te rigide, te sterk algemeen en houdt te weinig rekening met plaat-
selijke afwijkingen.
Er zullen gemeenten zijn die, als straks de nieuwe wet op de financiële
verhouding van rijk en gemeenten de Staten-Generaal is gepasseerd, van
de gevonden omslagbasis profiteren, er zullen gemeenten zijn, die tekort
worden gedaan. De cijfers die enerzijds aantonen wat onze gemeente voor
de totale gemeenschap bijdraagt en anderzijds wat ze uit de centrale trog
per inwoner terug ontvangt, tonen voor onze gemeente tot nog toe een zeer
belangrijke afwijking in ons nadeel aan.
Nogmaals, ik geef toe dat er moeilijk een omslagbasis zal kunnen wor-
den gevonden die allen bevredigt ,,il est impossible de contenter tout le
monde et son fils" (het is moeilijk allen te bevredigen en bovendien zijn
zoon), maar ik vraag mij toch af of onze gemeente niet een beetje teveel
de ve'rloren zoon is. Deze zoon, die toch in het verleden zeer zijn best
heeft gedaan en door zuinig (misschien hier en daar wel eens wat te zui-
nig beleid) zoals bijvoorbeeld mag blijken uit de uitgaven voor het onder-
wijs hier en in een belendende gemeente, bij wijze van illustratie, ik her-
zeg, die door zuinig beleid een spaarpotje heeft kunnen maken, wordt door
middel van macro-economisch vastgestelde normen zeer zeker in het ver-
leden toch wel te spaarzaam door Vader Staat bedacht. Dat daarbij met
opzet, het is overduidelijk uit uitlatingen van overheidszijde in de laatste
jaren gebleken, aan alle gemeenten, (misschien met uitzondering van de
allergrootste gemeenten, die hier en daar eenvoudig doen wat ze willen)
de vrijheid van het volgen van een eigen politiek ongeveer onmogelijk
wordt gemaakt is naar mijn mening een gevolg van deze nivellerende,
macro-economische tendenties bij de centrale overheid. Onze fractie be-
treurt met vele andere gemeenteraden deze gang van zaken. Het ,,bene age-
re et laetari" het goed handelen in blijdschap (het zal ongetwijfeld enkele
van mijn geachte mede-raadsleden genoegen doen dit devies van Spinoza
uit mijn mond te horen) wordt ons toch wel erg moeilijk gemaakt.
Dat geldt natuurlijk niet alleen voor het geldelijk beleid dat wij hier
dienen te voeren, dat geldt met name ook voor de toebedeling van bouw-
ruimte aan onze gemeente. Die is onvoldoende en ik behoef dit slechts met
enkele woorden aan te geven omdat dit onderwerp ieder jaar in onze be-
grotingsvergaderingen door alle raadsleden uit den treure en in extenso
weer te bérde wordt gebracht.
Reeds in voorgaande jaren hebben verschillende raadsleden er op gewe-
zen, dat niet in de gemeente als zodanig de boosdoenster is, die te royaal met
de spaarduiten omspringt. Niet de gemeente, ik bedoel alle gemeenten,
en ook niet de individuele ondernemer is er de oorzaak van geweest dat
wij als de Chinezen van Europa een bestedingsbeperking hebben toegepast,
die geen ander land heeft aangegrepen als een middel tot conjunctuuraf-
vlakking. Ik persoonlijk geloof dat toch in vrij brede kringen deze ,,macro-
economisch" uitgedachte maatregel thans wel betreurd wordt. Het was een
regeren met het rode of het blauwe of het groene potlood, dat door de cen-
trale overheid niet onderkende gevolgen ook voor de staatsinkomsten heeft
gehad. Ik ben graag voor het standpunt, dat voor een nieuw kwaad een
nieuwe remedie zoekt, maar de injectie die de Nederlands huishouding
hierdoor heeft gekregen was bepaald niet een penicilline-injectie. Het was
een anti-bioticum naar mijn smaak, dat niet de diverse soorten coccen,
maar die hier en daar het leven doodde. Vooral het plots ophouden van
overheidswerken, ook als men ze reeds in een vergevorderd stadium van
afwerking had gebracht, heeft buitengewoon veel schade gebracht. Ook
dat wijzen nu de macro-economische cijfertjes toch wel uit.
Ik weet dat er ten aanzien van die bestedingsbeperking door sommigen
gedacht wordt, dat de toch evidente slechte uitwerking er van te wijten is
bijvoorbeeld aan het niet con amore medewerken van het bedrijfsleven
en zelfs van de overheid vooral de lagere. Ik kan die opvatting niet delen.