7 januari 1960. 33 waaruit ten duidelijkste blijkt, dat ook immateriële zaken onze samen- leving bepalen. Uitbarstingen van baldadigheid, of weinig respect voor het openbaar gezag kwamen hier niet voor, zoals in sommige stadsgemeenten. Er rezen bij mij echter twee vragen. Men heeft mij wel eens gezegd, dat in Heemstede sprake zou zijn van een onevenredig grote jeugdcriminaliteit en verder van een onevenredig groot aantal gevallen van drankmisbruik. Bij sommige jongeren zouden wel eens wonderlijke begrippen heersen om- trent ,,mijn en dijn" en ,,gezag en vrijheid", door hen eerlijk gemeend. Ik begrijp dat dit een zaak is welke hoofdzakelijk iigt op het terrein der op- voeding, speciaal ook de zedelijke opvoeding door de ouders. Uit statistie- ken zie ik echter niets onrustbarends op dit punt. Wat betreft mijn tweede vraag ben ik niet helemaai gerust. Een versiag van het Medisch Consulta- tie Bureau voor Alcoholisme geeft voor Heemstede in verhouding tot het inwonertal een onevenredig hoog aantal „cliënten" (het dubbele) tegen- over b.v. Bloemendaal en Haarlem. Is het de burgemeester opgevallen, dat het aantal „drankgevallen", waarbij de politie moest ingrijpen, of an- derszins, de laatste jaren sterk is gestegen? Zouden dergelijke verschijn- selen van geestelijke volksongezondheid zich voordoen, dan vraag ik mij af, of in het algemeen gezien het niet op de weg van de burgemeester, des- noods het college van burgemeester en wethouders, zou liggen, als eerste stap daarop extra aandacht te vestigen van geestelijke verzorgers, dok- ters, ouders of onderwijzers. Ik hoop echter, dat ik mij in die veronder- stelde narigheden vergis, althans verkeerd ben ingelicht. Het omvangrijke jaarlijkse werk aan de begroting verricht door burge- meester en wethouders en de betrokken ambtenaren van de gemeente ver- dient onze dank. Het stimuleert ons als raadsleden om de diverse aspecten van het bestuur der gemeente niet uit het oog te verliezen. Zij zullen met ons wensen hebben voor hun gemeente, hun gemeentenaren. Wanneer het hen en ons niet gelukt redelijke wensen van die gemeentenaren te ver- vullen, dan moge het werkelijk waar zijn, dat het aileen ligt aan het ge- bonden zijn door voorschriften, welke wij als gemeente niet kunnen be- invloeden. Zonder op de repliek vooruit te lopen nog een enkele opmerking over de algemene beschouwingen van de burgemeester en de fractieleiders, welke vöôr mij spraken en over de onderwerpen welke zij aanroerden. Mijn fractie is het geheel eens met de burgemeester inzake het door hem gesprokene omtrent het tot stand brengen van kapitaalswerken. Het eigen belastinggebied is een onderwerp op zichzelf, waarover ik me op het ogenblik nog niet wil uitlaten. Inderdaad zouden wij wel meer inkomsten moeten hebben, maar deze kwestie heeft vele aspecten. De heer Rutgers heeft een betoog gehouden over de verhouding ge- meenschap-gemeente, maar hij wil daar later nog verder op ingaan. Ik wil dus een meer gedegen uiteenzetting nog afwachten. Inzake het laten samenvallen van de viering van Koninginnedag met het bevrijdingsfeest, zoals de heer Rutgers wil, gelooft spreker niet, dat zijn fractie daarin mee kan gaan. Als ik het goed begrepen heb, heeft de heer Verhoeven gesproken over een ambtenaar die wij zouden moeten hebben om met burgemeester en wet- houders te gaan kankeren bij hogere instanties. Ik geloof dat wij dat wel kunnen overlaten aan de betrokken personen zelf. De heer Verhoeven heeft toen hij over de subsidies sprak naar mijn kant gekeken, daarmede te kennen gevende, dat ik tot degenen behoor die op de subsidies willen beknibbelen. Het gaat echter niet om beknibbelen maar het gaat om de grote lijn in het subsidiebeleid. Vanmiddag mag ik misschien hier nog iets over zeggen. Mijn fractie zal mevrouw van der Meulen niet volgen in haar neigingen om muziekonderwijs en dergelijke dingen voor het eerst te subsidiëren. Mijn fractie is het helemaal niet eens met de beschouwingen die mevrouw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 33