8 7 januari 1960. van beslissende betekenis voor de gesubsidieerde instellingen zijn en voor zover zij dat in een enkel geval wel mochten zijn is het uiteraard mogelijk met aflopende subsidies te werken. Onderzocht moet uiteraard eerst worden of een bepaalde lijn kan wor- den getrokken. Blijkens de memorie van antwoord zijn burgemeester en wethouders daarin bepaaldelijk niet geslaagd. Zij zoeken een grens- lijn tussen landelijk en plaatselijk belang (blz. 3), doch zij zullen deze grenslijn nimmer vinden indien zij het enkele feit, dat inwoners van Heemstede belang hebben bij hetgeen landelijk geschied of dat te Heemsteede een plaatselijke afdeling bestaat, welke echter zelfstandig geen andere werkzaamheden verricht dan dat zij gelden inzamelt voor de landelijke vereniging (blz. 21), voldoende achten voor het aannemen van een plaatselijk belang. Er staan, als ik het goed zie, ten aanzien van het subsidiebeleid twee meningen tegenover elkaar. Mr. Helmstrijd, Griffier van de Provinciale Staten van Zuidholland, wenst blijkens een door hem in 1955 geschre- ven artikel slechts subsidies te doen geven, die strekken tot bevordering van het belang der gemeente. Mr. Verplanke, burgemeester van 's-Gra. vendeel, omschrijft m.i. genuanceerder en beter het richtsnoer der territoriale begrenzing door de vraag beslissend te achten of de te subsidiëren activiteit ook van werkelijk belang is voor die gemeen- schap, aan welker overheid subsidie wordt gevraagd. De volgende exclamatie van hem acht ik zeer belangrijk: „Wij be- leven immers volop de situatie, dat activiteiten van nationaal belang zich onder het motto ,,neen" heeft men altijd en ,,ja" kan men krijgen, eerst tot het rijk, vervolgens tot alle provinciën en tenslotte tot alle duizend gemeenten wenden met een verzoek om subsidie. De K.N.A.C., de militaire tehuizen, de Bond tegen het Vloeken, het Vierde Prinsen- kind, de Johannastichting, het Koningin Wilhelminafonds, Pro Juven- tute, reumabestrijding, drankbestrijding, dierenbescherming, som maar op, alle hoogst nuttige instellingen maar alle (gelukkig!) werkzaam voor een nationaai belang en niet voor typisch plaatselijke interesse, houden niet op aan alle in ons land aanwezige overheidsbellen te trek- ken en zijn er oorzaak van, dat een eindeloze stroom subsidie-aan- vragen de gemeentelijke brievenbus binnenkabbelt". Tot zover Mr. Verplanke. Tegenover deze meningen heeft ons geacht medelid, de heer Verkouw, in een door hem geschreven werkje een ruimere opvatting verdedigd, opdat de subsidiërende gemeenten zich verbonden weten met en verantwoordelijkheid voelen voor de ander, ook al maakt deze geen deel uit van de gemeenschap die aan de hoede van het subsidiërend li- chaam is toevertrouwd. De heer Verkouw gevoelt zich gesteund door een K.B. van 1955, waarin het besluit van de raad van Bussum om financiële steun te verlenen aan door de watersnood getroffen Oosten- rijkse gemeenten werd goedgekeurd. Tevoren hadden trouwens reeds vele gemeenten steun verleend aan de door de stormramp getroffen Nederlandse zuster-gemeenten. Ik meen, dat, zoals vaak, de middenweg ook hier de juiste is. Ik zou in de eerste plaats de eis van ,,gemeentelijk belang" willen zien uitge- legd als: „van belang voor de gemeenschap, welke aan onze hoede is toevertrouwd". En ik zou in de tweede plaats de mogelijkheid willen openlaten, dat de gemeente financieel bijspringt buiten het belang van de eigen gemeenschap, indien in incidentele gevallen van plotselinge nood de Heemsteedse gemeenschap het zich tot een onverbiddelijke taak moet rekenen financieel bij te springen. Ik meen, dat wij ver- der niet mogen gaan met de ons ter beschikking gestelde middelen. Ik moet hier echter nog wel iets meer zeggen over de Heemsteedse gemeenschap. Dit is n.l. allerminst een in zichzelf besloten dorpsge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 8