lb
ie afd.
28 januari 1960.
maals, dat alle g-esubsidieerde instellingen terdege een gemeentelijk belang
verzorgen dan wei dienen. Zouden immers de activiteiten van de instellin-
gen komen te vervallen, dan zou daardoor ergens in de behartiging of de
verzorging van belangen van de gemeente of van bepaalde categorieën ha
rer inwoners een merkbaar vacuum ontstaan.
A1 zouden wij, indien het een nieuwe subsidie-aanvraag betrof, niet voor
al de hier bedoelde activiteiten tot toekenning van een subsidie hebben ge-
adviseerd, hebben wij, ons gesteund voelend door de overwegingen die des-
tijds de raad tot toekenning van het subsidie hebben geieid en tevens in
overeenstemming met de opvattingen die de „verschillende leden" in het
algemeen verslag voor de ontwerp-begroting 1959 ten aanzien van de be-
staande subsidies hebben uitgesproken, gemeend U te moeten adviseren
gelijk wij hebben gedaan.
Uit de beschouwingen die in Uw vergadering van 7 dezer ten aanzien
van het subsidiebeleid gehouden zijn is ons gebleken, dat in Uw midden
opvattingen leven, die verder gaan dan door U voordien zijn uitgesproken.
Wij hebben hiervan met grote aandacht kennis genomen.
Wij kunnen U dan ook de toezegging doen dat wij, mede aan de hand van
het în Uw vergadering van 7 januari j.l. naar voren gebrachte, de subsidie-
aanvragen voor 1961 met een gemotiveerd advies aan U zullen voorleggen.
Zoals gebruikelijk zal ons subsidievoorstel aan de commissie voor de
financiën worden toegezonden. Aan een afzonderlijke adviescommissie be-
staat bij ons college geen behoefte, aangezien wij voldoende op de hoogte
zijn van de belangen en de werkkring van de aanvragers en bovendien van
de thans in Uw midden levende opvattingen hebben kennis genomen.
Naar ons oordeel biedt de hierboven gedane toezegging Uw Raad vol-
doende waarborgen voor het verkrijgen van het door U gewenste inzicht
m het gevoerde en te voeren subsidiebeleid. Het is daarom dat wij in de
aanvang meenden te kunnen stellen, dat de motie in haar strekking verder
gaat dan nodig is. Waar immers ons beleid, zoals wij hierboven aantoonden,
geheel paste in het kader van de door Uw Raad bij de behandeling van de
begroting 1959 uitgesproken opvattingen, had Uw Raad alle reden te voi-
staan met het vragen van de toezegging van ons college, dat bij ons subsi-
dievoorstel voor 1961 rekening zou worden gehouden met de in Uw midden
levende verder geëvolueerde opvattingen over het subsidiebeleid.
Wij menen daarom U de aanneming van de motie te moeten ontraden.
Heemstede, 20 januari 1960.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
J. T. van Stegeren l.s.
De secrei
Behoort bij^Jde notulen van de openbare raadsvergadering
van 28 januari 1960.
De vporzîtter,