25 februari 1960
140
beter en zuiverder wordt voorbereid. Spreker wil er niet op blijven aan-
dringen, maar hij zou graag weten of er van de andere kant van de tafel
voor het idee medewerking te verwachten is.
De Voorzitter zegt, dat in artikel 49 van de gemeentewet is bepaald, dat
met gesloten deuren zal worden beraadslaagd wanneer zulks in gemeenten
van beneden 20.000 zielen door 3 en in de overige gemeenten door 1/5 deel
der aanwezige leden (aanwezig zijn 18 leden) dus 4 wordt gevorderd of de
voorzitter het nodig acht. Het was spreker bekend, dat door de heer Rut-
gers een wenk in deze richting zou worden gegeven. Burgemeester en wet-
houders hebben daar gisteren over gesproken. Zij menen, dat het niet nood-
zakelijk is in besloten zitting te gaan, omdat, waar dit een beroep is op de
raad tegen een besluit van burgemeester en wethouders, het van belang is,
dat de behandeling in het openbaar geschiedt. Spreker wil gaarne aan de
leden overlaten of zij van hun recht gebruik willen maken.
Mr. Pliester had de neiging om de heer Rutgers in zijn verzoek te volgen,
omdat men in de openbare vergadering toch nog wel wat over deze zaak
kan zeggen.
De heer Zegwaart zegt, dat hij ook wel eens een dergelijk verzoek ge-
daan heeft en dan had hij daar zijn reden voor. Spreker neemt aan, dat de
heer Rutgers ook wel reden zal hebben om deze zaak niet in openbare ver-
gadering te bespreken. Spreker heeft zelf geen behoefte aan een besloten
vergadering, maar hij wil graag de heer Rutgers helpen om de bedoeling
die hij heeft, tot gelding te brengen.
Mr. Rutgers zegt a gezegd te hebben en dat hij gelooft nu ook b te
moeten zeggen. Spreker meent dat het inderdaad beter is in besloten
zitting te gaan.
Nadat 4 leden hebben verklaard dat zij een besloten zitting verlangen,
schorst de Voorzitter de vergadering.
Na heropening der vergadering stelt de Voorzitter punt XV weer aan de
orde.
Mr. Pliester heeft met belangstelling het voorstel van burgemeester en
wethouders gelezen maar in vele opzichten vindt hij de argumenten niet
erg overtuigend. We hebben hier te doen met een punt aan de Heemsteedse
Dreef, waarvoor het inderdaad niet zo eenvoudig is om een behoorlijk plan
te ontwerpen. De aanvrager is met dit plan lange tijd bezig geweest. Het
is misschien mogelijk dat de een of ander een beetje verkeerde indruk
heeft gekregen van een voorlopige bespreking, maar dat mag niet zwaar
wegen. Burgemeester en wethouders zeggen in hun preadvies dat zij dit
plan niet aanvaardbaar achten, want zij vinden het niet mooi. Spreker
heeft zich afgevraagd wat het doel is van de welstandscommissie. Niet dat
men in Heemstede het mooiste krijgt. Als wij het mooiste willen hebben,
moet de gemeente het stuk grond kopen, zelf een architect aanwijzen en
zelf laten bouwen.
De Voorzitter wijst er op, dat burgemeester en wethouders geen bezwaar
hebben gemaakt tegen het bouwplan als zodanig.
Mr.Pliester: „Niet aanvaardbaar in het geheel."
De Voorzitter: „Gezien het markante punt in de bebouwing van de
Dreef."
Mr. Pliester heeft gelezen van een „aantrekkelijk plan" en zal het daar-
om zo noemen. Er zijn aantrekkelijker plannen denkbaar. Maar dat is het
doel van de bouw- en woningverordening niet. Het is spreker opgevallen
dat burgemeester en wethouders hun weigering zo motiveren, dat zij vinden
dat dit plan erg ongelukkig zou afsteken tegen de achtergrond van de