45
4e afd.
31 maart 1960.
waardoor maatregelen ter voorkoming van schade door ratten en muizen
aan eigendommen of gezondheid ongedaan gemaakt worden of geheel of
gedeeltelijk van haar werking kunnen worden beroofd.
Aritkel 4
1. Met het opsporen van overtredingen van deze verordening zijn behalve
de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering
aangewezen personen belast de door burgemeester en wethouders aan-
gewezen personen.
2. De in het vorige lid bedoelde personen zijn, zo dikwijls de zorg voor de
nakoming van de bepalingen dezer verordening dit vereist, bevoegd
tussen zonsopgang en zonsondergang gebouwen en erven, ook tegen de
wil van de bewoner, eigenaar of gebruiker binnen te treden, voor zoveel
het woningen betreft met inachtneming van de bepalingen van de wet
van 31 augustus 1853, Stbl. 83.
Artikel 5
De bestuurder, het bestuurslid of de commissaris van een rechtspersoon
is verplicht er voor te zorgen, dat de rechtspersoon onder zijn bestuur de
bepalingen van deze verordening en van krachtens deze verordening ge-
stelde regels of gegeven aanwijzingen naleeft.
Artikel 6
Het handelen, waaronder is te verstaan zowel doen als nalaten, in strijd
met de bepalingen van deze verordening, wordt gestraft met heehtenis van
ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd
gulden.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 31 maart 1960.
De secretaris,