58
2e afd.
28 april 1960.
per week en geschiedt de uitbetaling van de bezoldiging per maand,
respectievelijk per week.
3. Over de tijd, gedurende welke de ambtenaar in strijd met zijn ver-
plichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, wordt hem zijn
bezoldiging niet uitgekeerd.
Artikel 18.
1. De ambtenaar, die de gemeente-secretaris of de gemeente-ontvanger
vervangt, verliest gedurende het tijdvak, waarin hij krachtens de Ge-
meentewet aanspraak kan maken op de aan die ambten verbonden jaar-
wedde, het recht op uitbetaling van de aan zijn eigen ambt verbonden
wedde, met dien verstande, dat hij ten minste de bezoldiging ontvangt,
welke hij vöör de vervanging genoot.
2. De ambtenaar op jaarsalaris, die is aangewezen om een hoger bezoldigd
ambtenaar, buiten het geval van vakantie, volledig te vervangen, ont-
vangt gedurende de tijd van deze vervanging, mits deze ten minste één
maand onafgebroken heeft geduurd, een tijdelijke vergoeding. Deze
vergoeding zal worden berekend naar het verschil tussen het eigen sa-
laris en het salaris, dat hij zou genieten bij bevordering tot het ambt,
waarin hij vervangt.
3. De ambtenaar op weeksalaris, die is aangewezen om een ambtenaar, die
volgens een hogere loongroep wordt bezoldigd, of een ambtenaar op
jaarsalaris, buiten het geval van vakantie volledig te vervangen of is
aangewezen om tijdelijk andere werkzaamheden, welke hoger bezoldigd
worden, te verrichten, ontvangt voor iedere volle dag dat deze vervan-
ging of tewerkstelling duurt een tijdelijke vergoeding ten bedrage van
1/7 van het verschil tussen het eigen salaris en het salaris, per week be-
rekend, dat hij zou genieten bij bevordering tot het ambt, waarin hij
vervangt of waarin hij te werk is gesteld.
4. Indien de aanwijzing, bedoeld in het 2e en 3e lid, slechts een gedeelte-
lijke vervanging of tewerkstelling omvat, wordt het bedrag der vergoe-
ding door burgemeester en wethouders vastgesteld.
5. De regeling vervat in het tweede en derde lid is niet van toepassing bij
vervanging van een hoofd van dienst. Bij een zodanige vervanging
wordt de vergoeding voor elk geval door burgemeester en wethouders
bepaald.
Artikel 19.
1. Indien het dienstbelang het onvermijdelijk maakt, dat aan een ambte-
naar werk wordt opgedragen buiten de bij regeling of rooster voor hem
vastgestelde werktijden, wordt hem daarvoor op de voet van de leden
2, 3 en 4 een vergoeding toegekend, behalve indien dit werk geen regel-
matig karakter draagt en gedurende korter dan een half uur aanslui-
tend op de normale werktijd wordt verricht. Aan het administratieve
personeel zal, voor de eerste 12 uren overwerk per maand, waarvoor
de in het 4e lid onder a genoemde percentages van 25 en 50 gelden, geen
vergoeding worden toegekend.
2. De vergoeding voor overwerk, als bedoeld in lid 1, bestaat uit extra ver-
lof gelijk aan de duur in volle uren van het overwerk, onder toekenning,
bij wijze van tijdelijke toelage, van een beloning in geld, welke voor de
daarvoor in aanmerking komende uren wordt berekend naar de in het
vierde lid aangegeven percentages.
3. Het extra verlof, bedoeld in lid 2, wordt ter beoordeling van het hoofd
van dienst verleend in dezelfde week, waarin het overwerk is verricht,
alsmede in de daarop volgende twee kalenderweken, of toegezegd tegen
een bepaald voor de dienst geschikt tijdstip, gelegen binnen 6 weken
na eerstgenoemde kalenderweek. Voor zover de belangen van de dienst