58 2e afd. 28 april 1960. Artikel 21. 1. De ambtenaar, die ingevolge wettelijke verplichting anders dan voor herhalingsoefening als militair in werkelijke dienst is, geniet onvermin- derd het bepaalde in artikel 101 de aan zijn ambt verbonden bezoldiging voor zoveel deze meer bedraagt dan zijn militaire beloning, met dien verstande, dat indien de ambtenaar ongehuwd is, hij slechts de aan zijn ambt verbonden bezoldiging geniet, voor zoveel 70 ten honderd daarvan meer bedraagt dan zijn militaire beloning. 2. Zonodig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijft de ambte- naar als daar bedoeld in ieder geval de aan zijn ambt verbonden bezoldi- ging genieten tot een bedrag, dat gelijk is aan het bedrag van het op hem te verhalen gedeelte van de pensioensbijdragen. 3. Ongehuwde enige kostwinners worden voor de toepassing van het eer- ste lid gelijk gesteld met gehuwden. Burgemeester en wethouders be- slissen of een ongehuwde als enig kostwinner wordt beschouwd. 4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de militaire beloning ver- minderd met een eventuele aftrek wegens genot van voeding en huis- vesting. 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder militaire beloning ver- staan hetgeen voor de toepassing van artikel 18 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement als zodanig wordt aangemerkt. Artikel 22. 1. Het bepaalde in artikel 21 is eerst van toepassing nadat de ambtenaar ais militair een werkelijke dienst van twaaif maanden of, indien hij een eerste oefening van kortere duur had te vervullen, de eerste oefe- ning heeft volbracht. 2. De ambtenaar, die ingevolge een wettelijke verplichting voor eerste oefening als militair in werkelijke dienst is, geniet gedurende de in het eerste lid bedoelde twaalf maanden of indien de eerste oefening van kortere duur is, gedurende deze eerste oefening, de aan zijn ambt ver- bonden bezoldiging tot een bedrag, hetwelk gelijk is aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioensbijdragen. 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet: a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst in wer- kelijke dienst behoeven te komen na het jaar der lichting, waartoe zij behoren of naar hun leeftijd gerekend kunnen worden te behoren; b. ten aanzien van ambtenaren behorende tot degenen, op wie het be- paalde in de artikelen 20 en 21 van overeenkomstige toepassing is verklaard, indien en voor zover burgemeester en wethouders zulks besluiten. 4. Indien de ambtenaar bij opkomst in militaire dienst voldoet aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, dan wel indien ingevolge het derde lid bij opkomst in militaire dienst deze voorwaarde niet voor hem geldt, geniet hij in afwijking van het bepaalde in artikel 21 gedurende veertien dagen na zijn opkomst de volle aan zijn ambt verbonden be- zoldiging. Artikel 23. 1. De ambtenaar, die voor een herhalingsoefening als militair in werke- lijke dienst is, geniet gedurende veertien dagen na zijn opkomst in miii- taire dienst de volle aan zijn ambt verbonden bezoldiging. Daarna wordt de militaire beloning in mindering gebracht op de aan zijn ambt ver- bonden bezoldiging. Het bepaalde in de leden 2, 4 en 5 van artikel 21 is van toepassing.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 12