58
2e afd.
28 april 1960.
2. Als herhalingsoefening wordt beschouwd de dienst, die voor de toepas-
sing van het Algemeen Rijksambtenarenreglement als zodanig wordt
aangemerkt.
3. Voor de toepassing of voortgezette toepassing van het eerste lid wor-
den met inachtneming van hetgeen daaromtrent is bepaald in de Dienst-
plichtwet, in de wet voor de Koninklijke Marinereserve 1924, Staats-
blad 369, of in de wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905
en onverminderd het bepaalde in artikel 101 van dit reglement met her-
halingsoefeningen gelijk gesteld:
a. het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herhalings-
oefening langer in dienst blijven voor een onderzoek omtrent een
strafbaar feit of een krijgstuchtelijk vergrijp, waarvan de militair
verdacht of beklaagd wordt;
b. het in dienst komen dan wel het in aansluiting aan een herhalings-
oefening langer in dienst blijven ten einde rekening en verantwoor-
ding af te leggen van gevoerd beheer;
c. het in aansluiting aan een herhalingsoefening langer in dienst blijven
wegens
1. ziekte;
2. het niet tijdig bereiken van de vereiste graad van geoefendheid
als gevolg van ziekte;
3. het heersen of geheerst hebben van een besmettelijke ziekte;
d. het in dienst komen om gehoord te worden omtrent een bij de Kroon
of bij de Minister van Defensie ingediend bezwaarschrift.
Artikel 24.
Indien de ambtenaar, als militair in werkelijke dienst zijnde, overlijdt,
wordt de uitkering, bedoeld in artikel 112, verminderd met het bedrag
van de overeenkomstige uitkering, welke uit hoofde van de militaire
dienst terzake van dit overlijden wordt gedaan.
Artikel 25.
1. Het bepaalde in de artikelen 20 tot en met 24 is van overeenkomstige
toepassing ten aanzien van:
a. de ambtenaar, die is tewerkgesteld in de zin van artikel 3, eerste
lid, onder b, van de wet van 13 juli 1923, Staatsblad 357;
b. de ambtenaar, die in werkelijke dienst is op grond van een verbin-
tenis bij de nationale reserve of de reserve-grensbewaking;
c. de ambtenaar, die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3
en 31 der Dienstplichtwet een vrijwillige verbintenis sluit dan wel
vrijwillig in militaire dienst blijft of opkomt;
d. de ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is op grond van
een verbintenis bij de Koninklijke Marine-reserve of bij het reserve-
personeel der Koninklijke Landmacht;
e. de ambtenaar, die op grond van een andere bijzondere verbintenis in
werkelijke militaire of daarmede gelijk te stellen dienst is, ter zake
waarvan burgemeester en wethouders zulks hebben bepaald.
2. Met betrekking tot de uitvoering van het eerste lid kunnen burgemees-
ter en wethouders nadere regelen stellen.