58 2e afd. 28 april 1960. te wonen dan wel binnen een bepaalde afstand van de plaats, waar hij zijn werkzaamheden heeft te verrichten. 2. Van een verpliehting ingevolge het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders hem ontheffing verlenen, wanneer en zo lang het dienstbe- lang zich tegen ontheffing niet verzet. Artikel 69. 1. De ambtenaar is verplicht, indien hem door burgemeester en wethou- ders een ambts- of dienstwoning ter bewoning is aangewezen, deze te betrekken en zich ter zake van de bewoning en het gebruik te gedragen naar de voorschriften, die daaromtrent zijn gesteld. 2. Hij draagt de onderhoudskosten, welke volgens de wet en het plaatse- lijk gebruik gemeenlijk voor rekening van de huurder zijn, tenzij ter zake een afwijkende regeling is vastgesteld. Artikel 70. 1. Wanneer het belang van de dienst zulks vordert, is de ambtenaar ver- piicht, al of niet in zijn dienstvak, een andere betrekking te aanvaar- den, die hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten, redelijkerwijs kan worden opgedragen. 2. Een andere betrekking wordt hem, tenzij in spoedeisende gevallen, niet opgedragen, dan nadat hij, en indien hij dit wenst ook zijn raadsman, is gehoord. Artikel 71. 1. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens burge- meester en wethouders wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oor- logsgevaar of andere buitengewone omstandigheden dienst te verrich- ten ten behoeve van de bewaking en bescherming van gebouwen en an- dere objecten der gemeente, alsmede ten behoeve van de bescherming van en de hulpverlening aan personen, die in deze gebouwen aanwezig zijn. 2. De ambtenaar, op grond van het eerste lid aangewezen, is te allen tijde verplicht lessen te volgen en deel te nemen aan oefeningen, welke ver- band houden met zijn in dat lid aangeduide taak. 3. De aanwijzingen, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt slechts indien de persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar zulks redelijkerwijs toelaten. Artikel 72. 1. De ambtenaar is verplicht, indien het hoofd van dienst dit nodig acht, tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten of tijdelijk dienst te doen buiten de voor hem vastgestelde diensturen. Wanneer een ambtenaar meent, dat de hem tijdelijk opgedragen werkzaamheden in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij, onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen, daarvan kennis aan het hoofd van dienst, dat gehouden is van deze kennisgeving zo spoedig mogelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders. 2. De ambtenaar kan echter niet worden verplicht, indien bij enig particu- lier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen werkzaamheden te verrich- ten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behuipzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regel- matige functionering van de gemeentelijke dienst noodzakelijk is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 28