58 2e afd. 28 april 1960. overigens aan plichtsverzuim schuidig maakt dan wel bij herhaling aan- leiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van in- houding, beslag of korting, als bedoeld in de derde titei der Ambtena- renwet 1929, kan deswege disciplinair worden gestraft. 2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of naiaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke om- standigheden behoort na te laten of te doen. Artikel 94. 1. Onverminderd de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om bij tekortkomingen van de hoofden van dienst die maatregelen in het be- lang van de dienst te treffen, die zij nodig oordelen, kunnen de ambte- naar de volgende disciplinaire straffen worden opgelegd a. schriftelijke berisping; b. buitengewone dienst, op andere dagen dan zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkeiijke feestdagen, zonder beioning of tegen een lagere dan de normale beloning; c. beperking van het recht op een jaarlijks vakantieverlof d. geldboete; e. niet-betaling van de gehele of van een deel der bezoldiging; f. terugzetting in bezoidiging of stilstand van periodieke verhoging van bezoldiging; g. verplaatsing naar een ander dienstvak of onderdeel daarvan; h. uitsluiting van bevordering; i. terugzetting in een ambt van lagere rang, al of niet voor een be- paalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging; j. schorsing voor een bepaalde tijd zonder of met gedeeltelijk genot van bezoldiging; k. ongevraagd eervol ontslag; 1. ongevraagd ontslag. 2. De straffen, hierboven bedoeld onder a en b, worden opgelegd door het hoofd van dienst, dat alsdan daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling doet aan burgemeester en wethouders, of door burgemees- ter en wethouders; de straffen, hierboven bedoeld onder c tot en met h, worden opgelegd door burgemeester en wethoudersde straffen, bedoeld onder i tot en met I worden opgelegd door het gezag, dat bevoegd is tot aansteliing in het ambt, laatstelijk door de ambtenaar bekleed. 3. De toepassing van de in het vorige lid, onder b, c, d, e, f en h, genoemde straffen geschiedt met inachtneming van het navolgende le. buitengewone dienst wordt opgelegd voor ten hoogste 6 uren met een maximum van 3 uren per dag; 2e. beperking van het recht op een jaarlijkse vakantie kan geschieden tot de helft van het aantal dagen; 3e. geldboete bedraagt ten hoogste 1 van het bedrag der jaarlijkse bezoldiging; 4e. niet-betaling van de gehele of van een deel der bezoldiging ge- schiedt tot een bedrag van ten hoogste één maand bezoldiging;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 33