58
2e
afd.
28 april 1960.
5e. terugzetting in bezoldiging geschiedt voor ten hoogste het bedrag
van de laatste 2 periodieke verhogingen;
6e. stilstand van periodieke verhoging van bezoldiging geschiedt voor
niet langer dan 4 jaren;
7e. uitsluiting van bevordering geschiedt voor niet langer dan 4 jaren.
4. Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uit-
voer zal worden gelegd, indien betrokkene zich gedurende de bij het op-
leggen van de straf te bepalen termljn niet schuldig maakt aan soort-
gelijk piichtsverzuim, als waarvoor de bestraffing plaats vindt, noch
aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleg-
gen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
Artikel 95.
De straffen genoemd in artikel 94, le lid, onder a en b, worden niet op-
gelegd dan nadat de ambtenaar door het hoofd van dienst is gehoord.
Artikel 96.
1. De straf, behoudens die genoemd in artikel 94, le lid, onder a en b,
wordt niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is ge-
steld zich, zo spoedig mogelijk, nadat het feit ter kennis van burgemees-
ter en wethouders is gekomen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling voor
dit college of een lid van dit college te verantwoorden. De oproeping tot
deze verantwoording geschiedt schriftelijk met vermelding van het feit,
waarvoor bestraffing wordt overwogen. De ambtenaar wordt er op ge-
wezen, dat hij zich bij deze verantwoording door een raadsman kan doen
bijstaan.
2. Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan aanstonds
een versiag opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem,
te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft, en door de ambte-
naar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in
het versiag, zo mogelijk met vermelding der redenen, melding gemaakt.
Een afschrift van het verslag wordt de ambtenaar uitgereikt.
3. Indien de ambtenaar zulks verlangt, worden hij en zijn raadsman in de
gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten, of
andere bescheiden, welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking
hebben.
Artikel 97.
De strafoplegging geschiedt schriftelijk en met redenen omkleed; zij
wordt de ambtenaar onverwijld medegedeeld door toezending van een
exemplaar van het betreffende besluit. Daarbij wordt tevens medegedeeld
binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep openstaat.
Artikel 98.
De straf, behaive die van sehriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer
gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafop-
legging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.
HOOFDSTUK IX.
Schorsing en ontslag.
Artikel 99.
Onverminderd het in artikel 94 bepaalde kan de ambtenaar door burge-