I 58 2e afd. 28 april 1960. 3. Indien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, geschiedt deze naar een bepaald, vooraf vastgesteld plan. Over dit plan wordt overleg gepleegd in de commissie, bedoeld in artikel 115, lid 1. Daarna wordt het aan de betrokken ambtenaar medegedeeld. 4. Wanneer aan een ambtenaar krachtens het eerste lid ontslag wordt ver- leend wordt een opzeggingstermijn van drie maanden in acht genomen. Artikel 106. 1. Aan de ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend, indien, naar het oordeel van het gezag, hetwelk tot het verlenen van het ontslag bevoegd is, uit zijn gedragingen van een zodanige gezindheid blijkt, dat geen voldoende waarborg aanwezig is, dat hij zijn plicht als ambtenaar on- der alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen. 2. Een gedraging, ais bedoeld in het eerste lid, is onder meer aanwezig, wanneer een ambtenaar lid is van een vereniging, waarvan de Minister, Voorzitter van de Raad van Ministers, ingevolge artikc j 97 b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van rijksambtenaren verklaard heeft, dat zij om de doeleinden, die zij nastreeft, of de mid- delen, die zij aanwendt, de behoorlijke vervulling van hun plicht als ambtenaar kan in g;evaar brengen of schaden, of wanneer hij op eniger- lei wijze medewerking of steun verleent aan een zodanige vereniging of van haar uitgaande actie. 3. Een ontslagverlening ingevolge het eerste lid kan slechts geschieden na ingewonnen advies van de commissie als bedoeld in artikel 97b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zulks met inachtneming van het- geen omtrent haar samenstelling en werkwijze bij en krachtens alge- mene maatregel van bestuur is en wordt bepaald. Artikel 107. 1. Aan de ambtenaar, die de volgens artikel 48, lid 1, sub a van de Pen- sioenwet 1922 (Staatsblad no. 240), voor het recht op ouderdomspen- sioen vereiste leeftijd bereikt heeft, wordt, voorzover niet tot ontslag op andere grond aanleiding bestaat, met ingang van de eerste dag van het jaar, volgende op dat, waarin genoemde leeftijd is bereikt, eervol ontslag verleend. 2. Van het bepaalde in het eerste Iid kan in bijzondere gevallen, ter be- oordeling van het gezag, dat bevoegd is het ontslag te verlenen, worden afgeweken, teikens voor ten hoogste één jaar, doch niet langer dan tot het einde van het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt. 3. De ambtenaar die een lagere leeftijd dan in het eerste lid is bedoeld, heeft bereikt, op grond waarvan hij recht heeft op pensioen, kan met ingang van de eerste dag van het jaar, volgende op dat waarin die leef- tijd is bereikt, eervol worden ontslagen. Artikel 108. 1. Anders dan op eigen verzoek, bij wijze van straf of ingevolge de artike- len 104, 105, 106, 107 en 109 van dit reglement, kan de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van: a. verlies van een vereiste, bij de aanstelling door het bevoegd gezag gesteld, tenzij het vereiste alleen bij aanvaarding van het ambt geldt; b. staat van curatele krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 37