59
2e afd.
28 april 1960.
van het loon geschieden als volgt:
a. indien het loon bij de week of bij kortere tijdsruimte is vastgesteld,
per week;
b. indien het loon bij de maand of bij langere tijdsruimte is vastge-
steld, per maand.
2. De artikelen 1638f en 1638g van het Burgerlijk Wetboek zijn van toe-
passing.
Artikel 14.
1. De werknemer, die als militair in werkelijke dienst is, alsmede de
werknemer, die hetzij op grond van een vrijwillige verbintenis, hetzij
na ingevolge artikel 80 van de Wet op de noodwachten te zijn opgeroe-
pen, als noodwachter of als vrijwilliger in de zin van artikel 1,
onder a of b van het Besluit Reservepolitie 1958 (S. 1957, 559) in
werkelijke dienst is, wordt geacht met verlof te zijn. Hij behoudt over
de tijd van deze werkelijke dienst het genot van het aan zijn betrek-
king verbonden loon voor zover die dienst wordt vervuld gedurende het
aan hem verleende vakantieverlof. Overigens vinden ten aanzien van
het behoud van genot van loon voor de in militaire dienst zijnde werk-
nemer de artikelen 21 tot en met 25 en voor de werknemer die als
noodwachter of als vrijwilliger in de zin van artikel 1, onder a of b
van het Besluit Reservepolitie 1958 (S. 1957, 559) werkelijke dienst doet,
artikel 27, leden twee en drie, van het Algemeen Ambtenarenreglement
overeenkomstige toepassing.
2. In alle andere gevallen wordt hem het loon over de tijd van het ver-
blijf in werkelijke dienst niet uitbetaald.
Artikel 15.
Aanspraken krachtens artikel 14 op gelijktijdig genot van burgerlijke
en militaire beloning bestaan slechts tot en met de dag, waarop de burger-
lijke betrekking zou zijn beëindigd, indien de werknemer daaraan niet
door de militaire dienst zou zijn onttrokken.
Par. 4. Van de dienst- en werktijd.
Artikel 16.
Ten aanzien van de dienst- en werktijd van de werknemer vindt het be-
paalde in artikel 29 van het Algemeen Ambtenarenreglement overeenkom-
stige toepassing.
Par. 5. Van verlof en vakantie.
Artikel 17.
1. In elk kalenderjaar wordt aan de werknemer een vakantieverlof met
behoud van Ioon verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daar-
tegen verzetten.
2. De werknemer heeft in elk kalenderjaar aanspraak op een vakantie-
toelage. Te dien aanzien is artikel 31 van het Algemeen Ambtenaren-
reglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18.
1. De duur van dit verlof wordt bepaald op de voet van artikel 32 van het
Algemeen Ambtenarenreglement.