59 2e afd. 28 april 1980. Artikel 21. 1. Indien de ziekte of het ongeval in verband met zijn dienstbetrekking is ontstaan, geniet de werknemer gedurende 12 maanden zijn volle loon; indien hij daarna nog geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot werken, ontvangt hij, wanneer hij te dier zake geen aanspraak heeft op een uitkering krachtens een wettelijke ziekte- of ongevallenverzekering, gedurende de tijd van zijn gedeeltelijke of gehele ongeschiktheid tot werken, een uitkering tot zodanig bedrag als hem krachtens de Onge- vallenwet 1921 en de Kinderbijslagwet zou toekomen, indien hij daar- aan recht op uitkering zou ontlenen, met dien verstande, dat de uit- kering gedurende het eerste halfjaar van het tweede jaar der verhinde- ring tenminste en gedurende het tweede halfjaar daarvan tenminste van zijn loon bedraagt. Deze uitkering blijft beperkt tot een zodanig hedrag, dat de gezamen- lijke inkomsten aan uitkering en pensioen krachtens de Pensioenwet 1922 (S. no. 240) juncto de Algemene toeslagwet voor gepensioneerden 1956 (S. no. 617) de in artikel 70 van de eerstgenoemde wet bedoelde grens niet overschrijden. 2. Indien de werknemer ten gevolge van de ziekte of het ongeval bedoeld in het eerste Iid, overlijdt, ontvangen zijn nagelaten betrekkingen, wan- neer zij te dier zake geen aanspraak op een uitkering krachtens een wettelijke ongevallenverzekering hebben, een uitkering tot zodanig be- drag en tot zodanig tijdstip, als hun krachtens de Ongevallenwet 1921 en de Kinderbijslagwet voor invaliditeits- en ouderdoms- en wezenrente- trekkers (S. I 309) zou toekomen, indien zij daaraan recht op uitkering konden ontlenen. Deze uitkering blijft beperkt tot een zodanig bedrag, dat de gezamenlijke inkomsten aan uitkering en pensioen krachtens de Pensioenwet 1922 (S. no. 240) de in artikel 104 van deze wet be- doelde grens niet overschrijden. 3. Hij die een uitkering ontvangt als bedoeld in lid 1, is verplicht te vol- doen aan de voorschriften, hem gegeven door of namens burgemeester en wethouders in het belang van zijn geschiktheid om arbeid te ver- richten. Bij het niet nakomen van deze verplichting vervalt de aan- spraak op uitkering. Op een uitkering ingevolge dit artikel wordt het- geen terzake van de ziekte of het ongeval krachtens een wettelijke verzekering of onverplicht door de gemeente gesloten verzekering ont- vangen wordt, in mindering gebracht. Artikel 22. 1. Na het verstrijken van de termijn, waarover voor het laatst krachtens het bepaalde in arikel 19 uitkering is genoten, kan uitbetaling worden voortgezet tot ten hoogste de helft van het loon en voor een door bur- gemeester en wethouders te bepalen termijn. 2. De gehuwde of daarmede naar het oordeel van burgemeester en wet- houders gelijk te stellen werknemer, die aan tuberculose lijdt, heeft in afwijking van het bepaalde bij artikel 19, gedurende de eerste drie jaren van de tijd dat hij wegens zijn ziekte verhinderd is zijn dienst te vervullen, aanspraak op zijn volle loon. 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op de werknemer, die gedurende zijn diensttijd geweigerd heeft zich te onderwerpen aan een vanwege de gemeente voor het personeel gehouden röntgenologisch onderzoek op tuberculose, tenzij de werknemer ten hoogste 3 maanden vôör dit onderzoek aan een ander röntgenologisch onderzoek onderwor- pen is geweest en hij hiervan een schriftelijk bewijs kan overleggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 48