59
2e afd.
28 april 1960.
Par. 8. Van de straffen.
Artikel 29.
1. De werknemer, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of
zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege wor-
den gestraft.
2. Piichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als
het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed werknemer in geliike
omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 30.
1. De straffen, welke kunnen worden toegepast, zijn:
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst, op andere dagen dan zondag en de voor de
werknemer geldende kerkelijke feestdagen, zonder loon of tegen
een lager dan het normale loon;
c. beperking van het recht op een jaarlijks vakantieverlof
d. geldboete.
2. De straffen, hiervoren bedoeld onder a en b, worden opgelegd door het
hoofd van dienst, dat alsdan daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk
mededeling doet aan burgemeester en wethouders, of door burgemees-
ter en wethouders; die bedoeld onder c en d worden opgelegd döor bur-
gemeester en wethouders.
3. De toepassing van de in het eerste lid onder b, c en d genoemde straf-
fen geschiedt met inachtneming van het navolgende:
le. buitengewone dienst wordt opgelegd voor ten hoogste 6 uren, met
een maximum van 3 uren per dag;
2e. beperking van het recht op een jaarlijks vakantieverlof kan ge-
schieden tot de helft van het aantal dagen waarop per kalender-
jaar aanspraak bestaat;
3e- geldboete bedraagt ten hoogste 1 van het over een jaar bereken-
de loon.
Artikel 31.
De straf wordt niet opgelegd dan nadat de werknemer in de gelegenheid
gesteld is zich mondeling of schriftelijk, zo spoedig mogelijk nadat het
feit ter kennis is gekomen van de instantie welke de straf oplegt, te ver-
antwoorden. De werknemer wordt er op gewezen, dat hij bij zijn verant-
woording van de hulp van anderen gebruik mag maken.
Par. 9. Van de beëindiging der dienstbetrekking.
Artikel 32.
1. Indien de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd is aangegaan
eindigt zij van rechtswege, wanneer deze tijd is verstreken.
2. Voorafgaande opzegging is in dat geval onnodig.
Artikel 33.
1. Indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, kan
zij worden beëindigd door opzegging, met dien verstande. dat het be-
paalde in artikel 1639h tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, van
toepassing is.