59 2e afd. 28 april 1960. 2. Bij de opzegging wordt een termijn in acht genomen van vier weken. 3. Ten aanzien van hen, die ten minste twee jaren ononderbroken in dienst zijn geweest, wordt de termijn, bedoeld in het vorige lid, gesteld op het dubbele daarvan. 4. Voor de toepassing van het derde lid wordt onderbreking in dienst der gemeente niet geacht aanwezig te zijn indien deze minder dan 31 dagen heeft geduurd. Artikel 34. 1. Ten aanzien van de beëindiging der dienstbetrekking zijn voorts van toepassing de artikelen 1639 1, 1639 o, eerste lid, 1639 p en 1639 q van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande, dat ingeval van schadeplich- tigheid ingevolge artikel 1639 o, eerste lid, artikel 1639 r, eerste en tweede lid, van dat wetboek van overeenkomstige toepassing is. 2. Bij afzonderlijke verordening worden regelen gesteld ter zake van het genot ener uitkering voor werknemers wier dienstbetrekking door de werkgever, anders dan op grond van een dringende reden als bedoeld in artikel 1639 p van het Burgerlijk Wetboek, wordt beëindigd. Artikel 35. 1. Aan de werknemer zal bij het eindigen der dienstbetrekking op diens verlangen een getuigschrift worden uitgereikt. 2. Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent de aard van de verr richte arbeid en de duur der dienstbetrekking, alsmede doch alleen op bijzonder verzoek van de werknemer omtrent de wijze waarop hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en de wijze waarop de dienst- betrekking geëindigd is. Artikel 36. 1. Het ioon van de werknemer wordt niet langer uitbetaald dan tot en met de dag van het overlijden. 2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of we- duwnaar een bedrag uitgekeerd gelijk aan het 1/12 gedeelte van het loon, dat de werknemer over het tijdvak van 3 jaar voorafgaande aan de dag na het overlijden heeft genoten, vermeerderd met het percen- tage, genoemd in artikel 31 van het Algemeen Ambtenarenreglement. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, erkende natuur- lijke en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan ge- schiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen. 3. Indien de overleden werknemer geen betrekkingen, als bedoeld in het tweede lid, nalaat, kan het daarbedoelde bedrag door het bevoegde gezag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de Iaatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalaten- schap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is. Artikel 37. 1. Gedurende de maand van het overlijden en de volgende 3 maanden be- houden de achterblijvende gezinsleden het gebruik der dienstwoning, waarin zij met de werknemer. woonden. Daarvan kan echter worden afgeweken, als burgemeester en wethouders dat in het belang van de dienst noodzakelijk achten. Alsdan wordt naar billijkheid een schade- vergoeding gegeven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 51