60
2e afd.
28 april 1960.
Artikel 9.
1. Ingeval van ontslag of overlijden van de belanghebbende geven burge-
meester en wethouders daarvan, behoudens het bepaalde in de volgende
leden, zo spoedig mogelijk kennis aan de in artikel 3 bedoelde spaarin-
stelling.
2. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving blijft achterwege indien de
ambtenaar binnen twee maanden na zijn ontslag in overheidsdienst is
herplaatst.
3. Indien het ontslag is verleend met recht op wachtgeid of een uitkering
en de gewezen ambtenaar het in het vorige artikel vermelde verlangen
heeft te kennen gegeven, wordt de kennisgeving van het ontslag opge-
schort tot het in dat artikel bedoelde tijdvak is verstreken; deze ken-
nisgeving blijft evenwel achterwege indien de gewezen ambtenaar bin-
nen dat tijdvak of binnen 2 maanden na het verstrijken daarvan weder
in overheidsdienst is getreden.
Artikel 10.
Zo spoedig mogelijk na het verzoek, als bedoeld in artikel 2, lid 1, richt
de ambtenaar tot de door hem aangewezen spaarinstelling het verzoek te
zijnen name een spaarrekening te openen. Hij dient daarbij gebruik te
maken van een door burgemeester en wethouders vast te stellen formulier.
Artikel 11.
De spaarinstelling schrijft het door burgemeester en wethouders ten
name van de ambtenaar overgemaakte bedrag bij op diens spaarrekening.
Artikel 12.
1. De ambtenaar, die een bedrag van zijn spaarrekening wenst op te ne-
men, ten einde een der in artikel 6, tweede lid, bedoelde bestedingsob-
jecten te verwerven, dient hiertoe door middel van een door burgemees-
ter en wethouders vast te stellen premie-aanvraagformulier een verzoek
in bij de betrokken spaarinstelling.
2. Na vervolgens het premie-aanvraagformulier te hebben ingevuld, stelt
de spaarinstelling het formulier ter hand aan de ambtenaar of zendt
hem dit toe.
3. Nadat de ambtenaar het opgenomen bedrag voor het beoogde doel
heeft aangewend, zendt hij het formulier na verdere invulling en met
de nodige bewijsstukken aan burgemeester en wethouders toe met het
verzoek de hem toekomende spaarpremie uit te betalen.
Artikel 13.
Indien een ambtenaar verzoekt zijn tegoed bij de spaarinsteiling geheel
of gedeeltelijk aan hem uit te betalen en dit verzoek niet plaats heeft door
middel van het in het vorige artikel bedoelde formulier, schrijft de spaar-
instelling het uitbetaalde bedrag voor zoveel mogelijk eerst af van de
gewone spaarrekening van de ambtenaar en slechts voor zover diens ge-
wone spaartegoed niet toereikend is, van diens bijzondere spaarrekening.
Artikel 14.
Telkenjare op 31 december bepaalt de spaarinstelling het spaarsaido
over dat jaar. Dit bedrag wordt aangetekend. Is het spaarsaldo over
enig jaar negatief, dan wordt dit in mindering gebracht op het saldo over
het vorige jaar. Is het laatstbedoelde saldo daartoe niet toereikend, dan
wordt het overblijvende gedeelte van het negatieve saldo in mindering ge-
bracht op het spaarsaldo over het voor-vorige jaar en zo vervolgens.