58
2e afd.
28 april 1960.
2. Overeenkomstig door burgemeester en wethouders vast te stellen regelen
wordt aan afgevaardigden van organisaties, bedoeld in artikel 14, lid 3,
sub a en b, gelegenheid gegeven de persoonlijke belangen van ambte-
naren bij hoofden van dienst of bij burgemeester en wethouders voor te
dragen.
HOOFDSTUK II.
Aanstelling en bevordering.
Artikel 7.
Tenzij bij wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de
aanstelling van ambtenaren door burgemeester en wethouders. De hoof-
den van dienst worden in de gelegenheid gesteld voor elke aanstelling
een aanbeveling in te dienen.
De hoofden van takken van dienst worden door de Raad benoemd, die
voor iedere benoeming van burgemeester en wethouders een voordracht
van zo mogelijkjjtwee personen ontvangt, opgemaakt na overleg met
de commissie van bijstand, zo deze bestaat.
Artikel 8.
1. Aanstelling geschiedt in vaste of tijdelijke dienst.
2. Aan de aanstelling in vaste dienst gaat in de regel een aanstelling in
tijdelijke dienst, als bedoeld in het vierde lid, sub g, vooraf.
3. Aanstelling in vaste dienst kan geschieden met een proeftijd van ten
hoogste één jaar, welke proeftijd in uitzonderingsgevallen met ten hoog-
ste één jaar kan worden verlengd.
4. Aanstelling in tijdelijke dienst kan slechts plaats hebben:
a. indien mag worden aangenomen, dat de werkzaamheden, waarmede
de ambtenaar zal worden belast, van aflopende aard zijn;
b. indien een wijziging van de taak van de betrokken dienst is voorge-
nomen;
c. van personen, in dienst genomen ter vervanging van tijdelijk afwezig
personeel;
d. van personen beneden de leeftijd van 23 jaar en personen in oplei-
ding;
e. van personen met gedeeltelijke dag-, week- of jaartaken;
f. van personen, die niet voldoen aan de eisen, welke voor de aanstel-
ling in vaste dienst zijn gesteld;
g. voor een proeftijd van niet langer dan één jaar, ten hoogste met één
jaar te verlengen. In bijzondere gevallen kan de proeftijd na twee
jaar nog met één jaar worden verlengd;
h. van onbezoldigde ambtenaren.
Wanneer de werkzaamheden, bedoeld in het vierde lid, onder a, elkaar
in een aansluitende reeks opvolgen, wordt de aanstelling in tijdelijke
dienst van een ambtenaar, die met deze werkzaamheden is belast, na
3 jaren door een aanstelling in vaste dienst vervangen, indien mag wor-
den aangenomen, dat deze werkzaamheden ten minste nog 3 jaren zullen
voortduren. De aanstelling in tijdelijke dienst wordt in elk geval na 6
jaren dienst door een aanstelling in vaste dienst vervangen.
Een aanstelling in tijdelijke dienst, als bedoeld in het vierde lid, onder
5.
6.