58
2e afd.
28 april 1960.
Artikel 14.
1. De ambtenaar ontvangt, indien hij het verlangen daartoe kenbaar
maakt, voorts kosteloos een exemplaar van deze verordening, van alie
wijzigingen daarvan en van alle regelingen, welke ter uitvoering van
artikel 125 der Ambtenarenwet 1929 zijn of worden getroffen. Hetzeif-
de geldt voor de schriftelijk vastgestelde en voor hem geldende regelin-
gen en instructies, die hij bij de vervulling van zijn dienst heeft na te
leven, tenzij laatstbedoelde regelingen en instructies op een voor hem
gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage liggen.
2. Wanneer zodanige regelingen en instructies niet schriftelijk zijn vast-
gesteid, worden deze behoorlijk te zijner kennis gebracht.
3. Op verzoek ontvangen bovendien kosteloos een exemplaar van deze
verordening:
a. de centrale organisaties, welke deelnemen aan het Centraal Overleg
ingevolge de gemeenschappelijke regeling betreffende de behande-
ling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden;
b. de bonden, aangesloten bij de onder a aangeduide organisaties;
c. de afdelingen van de bonden, bedoeld onder b.
Artikel 15.
1. De bevordering geschiedt door het gezag, dat bevoegd is tot aanstel-
ling in het ambt, waartoe bevorderd wordt. De hoofden van dienst wor-
den in de gelegenheid gesteld terzake van advies te dienen. Ten aanzien
van het besluit tot bevordering is van overeenkomstige toepassing het
bepaalde in het eerste lid en in het tweede lid, onder d, van artikel 13.
2. Bevordering geschiedt naar bekwaamheid en geschiktheid en, voor zo-
ver het betreft ambtenaren in vaste dienst, met inachtneming van een
eventueel bestaande personeelsformatie. Bij gelijke bekwaamheid en
geschiktheid gaat de oudere in diensttijd voor. Is ook de diensttijd ge-
lijk, dan gaat de oudere in leeftijd voor.
Artikel 16.
De badmeester van het badhuis en van de zwemvijvers der gemeente
wordt benoemd, geschorst en ontslagen door burgemeester en wethouders
na gepleegd overleg met het bestuur der stichting, welke het badhuis en
de zwemvijvers in beheer heeft.
Deze badmeesters worden ter beschikking gesteld van het bestuur der
stichting.
Hun instructie wordt door het bestuur vastgesteld, doch behoeft de goed-
keuring van burgemeester en wethouders.
HOOFDSTUK III.
Bezoldiging.
Artikel 17.
1. De bezoldiging der ambtenaren wordt bij afzonderlijke verordening ge-
regeld. De bezoldiging omvat het salaris, met inbegrip van periodieke
verhogingen, alsmede de in die verordening omschreven emolumenten
en toelagen. Onder wedde wordt verstaan het salaris, vermeerderd met
de emolumenten en toelagen, welke voor de vaststelling van de pen-
sioensgrondslag in aanmerking komen.
2. Tenzij voor bepaalde ambtenaren of groepen van ambtenaren anders
wordt bepaald, wordt het salaris uitgedrukt in een bedrag per jaar of