295
17 oktober 1960.
geboden uitdrukking geven aan onze welgemeende wens, dat deze dag ook
voor U een onvergetelijke zal zijn." (Applaus)
De heer van der Linden zegt het navolgde:
„MdV. Ik heb het woord gevraagd om namens de raad een enkel woord
te zeggen. Met Uw toestemming zou ik me nu tot de jubilaris willen
richten.
Meneer van Wingerde, vandaag hebt U een mijlpaal in Uw leven be-
reikt en ik kan me zo voorstellen, dat U, bij het bereiken daarvan, een
ogenblik achterom hebt gekeken en in Uw herinnering hebt gehaald wat
al die jaren is gepasseerd. Ik heb niet alleen het voorrecht gehad maar
ook het genoegen, U gedurende een lange periode in verschillende functies
niet alleen gade te slaan, maar ook met U te mogen samenwerken Ik
zou daarvan enkele facetten willen belichten.
De burgemeester heeft al in grote lijnen het werk van de secretaris ge-
schetst en ik hoef daar niets aan toe te voegen. Maar enkele dingen die
in de afgelopen periode zijn voorgevallen, zou ik toch wel graag willen
memoreren. Ik bedoel de tijd van de werkloosheid. Ik was toen, naast
raadslid, ook bestuurder van een vakbeweging en ik had als zodanig veel
met het werkloosheidsvraagstuk te maken. U weet het evengoed als ik,
dat er in de tijd van werkloosheid veel armoede was. Door die armoede
gebeurden er wel eens dingen die niet te tolereren waren en dan stonden
wij bij de bespreking van die gevallen wel eens betrekkelijk scherp tegen-
°ver elkaar. Maar ik heb daarbij altijd in U gewaardeerd de eerlijkheid en
de oprechtheid, maar vooral ook waar het mogelijk was de menselijkheid,
waarmede U de zaken benaderde. Dank zij die menselijkheid konden wé
het vaak zo klaren, dat het ergste niet behoefde te gebeuren.
In de tijd van de bezetting werd ik hier eens ter verantwoording ge-
roepen in mijn kwaliteit van bestuurder van een speeltuinvereniging. U
herinnert zich dat nog wel. De toenmalige burgemeester zijn naam ben
ik gelukkig vergeten vroeg mij, waar het materiaal van de speeltuin-
vereniging was gebleven. We hadden dat materiaal n.l. stiekum wegge-
haald en opgeborgen. Het gesprek liep echter op het laatst zo hoog, dat
het verkeerd zou zijn gegaan. Toen kreeg ik de gelukkige gedachte om
voor te stellen de heer van Wingerde er bij te roepen en, indien ik nu
een onparlementaire uitdrukking mag gebruiken, zou ik zeggen: die lum-
mel van een vent trapte daar nog in ook. Hij liet de heer van Wingerde
komen. Wij keken elkaar aan en ik dacht direct: het is goed. Br werd
gesproken en nog eens gesproken en alles liep met een sisser af.
Ik heb U ook mogen meemaken als secretaris van de huisvestings-
commissie. Een buitengewoon moeilijk werk. Het is mijn vaste overtui-
1 gi dat dit het moeilijkste werk van dit moment is. Aan iedere zaak
zitten zoveel kanten en alle omstandigheden zijn van zo verschillende
aard, dat er een grote mate van objectiviteit voor nodig is om hierin de
juiste weg te vinden. Ik heb in de heer van Wingerde, als wij eens ver-
schil van mening hadden, altijd weer bewonderd de oprechtheid en de eer-
lijkheid die bij het bepalen van zijn standpunt naar voren kwamen Ik
weet heel goed dat hij meermalen verkeerd is beoordeeld. De raad heeft
daar ook wel eens over gesproken. Destijds heeft de heer van Wingerde
altijd gezegd en dat vond ik zo'n waar woord anderen zouden het
misschien anders hebben gedaan, maar of ze het beter zouden hebben ge-
daan is nog een open vraag. En daar was ik het volmaakt mee eens.
De werkzaamheid van de heer van Wingerde als secretaris is nog te-
kort om daar veel van te zeggen. De voorzitter heeft al gememoreerd, dat
in de tijd dat de heer van Wingerde secretaris is, wij altijd bij hem 'kon-
den aanlopen voor het verkrijgen van raad of gegevens. De lijn zoals die
bij zijn voorgangers al bestond, werd gewoon doorgetrokken. Als ik met
een moeilijke kwestie bij de secretaris was geweest en ik zei: „ik ga hier