144 4e afd. 27 oktober 1960. dorpel aanwezig zijn; deze dorpel moet zo hoog zijn, dat bij lekkage de vloeistof met zekerheid in de ruimte wordt opgevangen; 6. een lichtopening in een wand moet zijn bezet met ge- wapend glas; eventueel aanwezige roeden dienen te zijn vervaardigd van hard hout of staal; 7. in de ruimte mag nimmer open vuur of anders dan vol- doend geïsoleerd kunstlicht aanwezig zijn; 8. de ruimte mag uitsluitend zijn gelegen op de begane grond, in het souterrain of de kelderverdieping van een gebouw. b. Het in het vorige lid, sub b, vervatte verbod geldt niet, in- dien de hoeveelheid van de daarin bedoelde vloeistof niet meer dan 200 liter bedraagt en deze vloeistof zich bevindt in één of meer niet gesoldeerde goed gesloten metalen vaten, welke zijn geplaatst in een vloeistofdichte bak van beton of metselwerk of van een andere uit een oogpunt van weer- stand tegen brand tenminste gelijkwaardige constructie, welke aan de volgende eisen voldoet: 1. de wanden van de bak moeten tenminste 10 cm. boven het hoogste punt van de zich in de bak bevindende vaten uitsteken; 2. de ondersteuning van de bak moet zodanig zijn, dat deze ook ingeval van brand betrouwbaar blijft. c. Het in het vorige lid, sub c, vervatte verbod geldt niet, in- dien de daarin bedoelde vloeistof zich bevindt in één of meer gesloten ondergrondse reservoirs, mits de gronddekking ten- minste 50 cm. bedraagt. Artikel 202b. Het is verboden voor huishoudelijke doeleinden voorhanden te heb- ben brandspiritus of enig andere met water in alle verhoudingen mengbare vloeistof, waarvan het kookpunt lager ligt dan 78° C, in een hoeveelheid van meer dan 5 liter en anders dan in één of meer goed gesloten metalen vaten dan wel in één of meer goed ge- sloten flessen van ten hoogste 1 liter inhoud. Artikel 202c. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen om- trent de eisen waaraan een vat als in de artikelen 202 t/m 202b bedoeld, de opstelling daarvan en de olieleiding, welke een der- gelijk vat met een haard of een kachel verbindt, moeten vol- doen. 2. Het is verboden: a. een vat te gebruiken hetwelk niet voldoet aan of anders is opgesteld dan de overeenkomstig het vorig lid door burge- meester en wethouders gestelde nadere regels; b. een olieleiding als in hét vorig lid bedoeld te gebruiken, welke niet voldoet aan de door burgerneester en wethouders overeenkomstig dat lid gestelde nadere regels.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 15