166
4e afd.
15 december 1960.
rechterbouwhuis, welke zich zo ernstig liet aanzien, dat, ter voorkoming van
instorting van deze hoek, tot het aanbrengen van een degelijke schoor-
constructie moest worden overgegaan. Tijdens de deze zomer met Uw Raad
gemaakte rondgang door de gemeente hebben wij U een en ander getoond.
Bovendien werd het niet verantwoord geacht het in dit gedeelte aanwezige
woonhuis nog langer te laten bewonen en werd het daarin gehuisveste ge-
zin tijdelijk een woning elders in de gemeente toegewezen.
Na ons mede door een deskundige van buiten de gemeente uit-
voerig te hebben doen voorlichten met betrekking tot de oorzaak van de
verzakking en de voor herstel te treffen maatregelen, waarbij ons verzekerd
is, dat, na herstel, in het rechterbouwhuis verdere verzakkingen niet zullen
optreden, achtten wij het nodig, alvorens met voorstellen tot herstel van
Duivenpoort en zuid-oost hoek bij Uw Raad te komen, ons te verstaan met
het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg, ten einde te komen tot een definitieve regeling
inzake de rijksbijdrage in de kosten van herstel van het gehele complex
het Oude Slot. Weliswaar was in 1955 een rijksbijdrage van 50 in het
subsidiabele gedeelte van de herstelkosten toegezegd, doch omtrent het
tijdstip van uitbetaling bestond geen enkele zekerheid. Voorts zou het
herstel van de verzakking van de zuid-oost hoek van het rechterbouwhuis
en van de ingestorte Duivenpoort hogere uitgaven tot gevolg hebben, welke
niet begrepen konden worden onder de in 1955 gedane toezegging en ten
aanzien waarvan nader overleg dus eerst moest plaats vinden.
Na een uitgebreide briefwisseling met het Ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen werd uiteindelijk op 13 september 1960 de
definitieve toezegging ontvangen, dat het Rijk in het subsidiabele gedeelte
van de totale restauratiekosten, dus met inbegrip van het rechterbouw-
huis en de meerdere kosten voor herstel van de Duivenpoort, een bijdrage
zou verlenen van 50 en dat deze bijdrage, voor wat betreft de restauratie
van voorpoort, walmuur en Duivenpoort in 1962 en het overige gedeelte in
1963 zou worden uitbetaald. Aan de toezegging werd evenwel de voorwaar-
de verbonden, dat de reconstructie van de, ook uit nationaal oogpunt, kunst-
historisch belangrijke toegangsbrug ter hand moest worden genomen.
In een nadien op 22 september j.l. met Mr. R. Hotke, hoofddirecteur en
Ir. R. Meischke, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
enerzijds en ons college anderzijds gehouden bespreking is nog eens uit-
drukkelijk vastgesteld, dat het Rijk zowel in de kosten van restauratie
van het reehterbouwhuis, inclusief de kosten van herstel van de verzakking
van de zuid-oost hoek, als in de kosten van herstel van Duivenpoort, wal-
muur en voorpoort, inclusief de meerdere kosten, veroorzaakt door de
instorting van de Duivenpoort, een bijdrage van 50 zal verlenen. Wij heb-
ben daarop toegezegd, uiteraard alles onder voorbehoud, dat Uw Raad zich
daarmede verenigt, uiteindelijk ook de restauratie van de brug, het uitdie-
pen van de slotgracht en de markering en beplanting van het eiland te
zullen aanvatten. Wij hebben daarbij van de kant van Monumentenzorg
wel begrip gevraagd en ook verkregen voor de moeilijke financiële
positie van de gemeente.
Overeengekomen werd vervolgens, dat Openbare Werken in nauw over-
leg met Monumentenzorg een plan tot herstel van de verzakking van de
zuid-oost hoek van het rechterbouwhuis en tot herstel van de Duivenpoort
zal opmaken en dat wij dit plan vervolgens aan Monumentenzorg ter goed-
keuring zullen inzenden. Terstond nadat dit plan de vereiste goedkeuring
verkregen heeft zullen wij Uw Raad een krediet voor de uitvoering daar-
van vragen.
Zodra de restauratiewerkzaamheden aan rechterbouwhuis, Duivenpoort,
walmuur en voorpoort hun beslag volledig gekregen hebben zal, in nauw
overleg met Monumentenzorg, bestudeerd worden op welke wijze en wan-