4e afd. 15 december 1960. RUÏNE HET OUDE SLOT. Aan de Raad, Reeds meermalen hebben leden van Uw Raad s;eïnformeerd naar de plannen van ons college met betrekking tot de Ruïne het Oude Slot. Wij moesten, tot onze spijt, op deze vragen een afdoend antwoord steeds schul- dig blijven, omdat het door ons college ten aanzien van de verdere restaura- tie van het Oude Slot in te nemen standpunt in hoge mate zou worden be- paald door het al of niet slagen van het overleg, dat wij met Monumenten- zorg over de financiële consequenties daarvan hebben gevoerd. Overeenkomstig onze toezegging in Uw vergadering van 27 oktober j.I. zullen wij U hierna, in een uitvoerige uiteenzetting, een overzicht geven van de stand van zaken, zoals die zich had ontwikkeld tot op het ogenblik, dat, tengevolge van de instorting van de Duivenpoort en het bekend wor- den van de verzakking van de zuid-oost hoek van het rechterbouwhuis, een nadere besiissing over het al of niet voortgaan met de restauratie moest worden genomen. Zoals Uw Raad bekend is in 1947, bij Uw besluit van 14 augustus van dat jaar, aangekocht de ruïne met omliggend terrein, in totaal groot 9.62.54 ha. voor f 150.000,— In 1949 werd door de daartoe door ons aangezochte architect A. A. Kok uit Amsterdam een restauratieplan ingediend, omvat- tende de ruïne, de slotgracht, de brug, de Duivenpoort, de voorpoort, de walmuur en het linkerbouwhuis. Bij brief van 8 augustus 1950 verzoch- ten wij vervolgens de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, onder inzending van genoemd restauratieplan, een bijdrage uit 's rijks kas in de kosten van de restauratie te verlenen. Bij brief van 11 januari 1951 berichtte de Minister ons, dat het beperkte bedrag van de voor restauratie van monumenten beschikbare geldmiddelen althans in de eerstvolgende jaren niet toeiiet, dat een rijkssubsidie in de kosten van restauratie van het Oude Slot werd verleend. Ons werd in over- weging gegeven in 1953, na voorafgaand overleg met Monumentenzorg, wederom terzake een verzoek tot de Minister te richten. Bij brief van 1 juli 1953 gaven wij hieraan gevoig met als resultaat, dat na enige corres- pondentie over en weer tenslotte bij brief van 22 november 1955, onder het nodige voorbehoud, een rijkssubsidie van 50 in de eigenlijke restau- ratiekosten werd toegezegd. Bij brief van 21 september 1957 berichtte de Staatssécretaris van Onder- wijs, Kunsten en Wetenschappen ons echter, dat op uitbetaling van de toegezegde subsidie voorlopig niet moest worden gerekend en dat eerst na 1960 gelden voor deze restauratie zouden kunnen worden gereserveerd. Inmiddels had de gemeente, voor onderzoek en ter voorkoming van verder verval, reeds uitgaven gedaan en was bovendien in 1956 bij Uw besluit van 30 november van dat jaar het tot het complex het Oude Slot behorende rechterbouwhuis aangekocht. Bij brief van 5 maart 1958 stelden wij de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in kennis van de voorzieningen, welke op zeer korte termijn getroffen dienden te worden tot behoud van de voorpoort, de Duivenpoort en de walmuur en verzochten wij in de te maken kosten een rijksbijdrage te mogen ontvangen. Bij brief van 20 mei 1958 werd ons namens de Staatssecretaris bericht, dat ook voor deze gedeeltelijke restauratie voorlopig geen gelden beschik- baar konden worden gesteld en werd ons in overweging gegeven de werk- zaamheden voorlopig uit eigen middelen te financieren en in 1962 opnieuw een verzoek om subsidie in te dienen. Ten einde althans zoveel mogelijk te behouden van dit monument van het historisch verleden onzer gemeente besloot Uw Raad op 21 augustus 1958

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 9